Als schrijver van dit blog ben ik maar een doorgeefluik. Het gaat hier om een deel van de geschieden

Mijn foto
Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Als schrijver van dit blog ben ik maar een doorgeefluik. De informatie komt van foto's en brieven van Pieter Deys (1880-1945), de vader van Katy (1904-1977) Frits (1906-1949) en Adolf (1908-1940). Pieter was getrouwd met Sophia Draaijer (1872-1932). Frits trouwde met Els Nelson (1908-2004). Zij kregen 4 kinderen, mijn vader Henk (1932-2023), Willem (1934? als baby overleden), Bob (1935) en Els (1937).

donderdag 28 juli 2022

Maart 1937 (5); de luimen van het oogenblik

Het blijft kennelijk stil vanuit Indië, want Pieter begint zijn brief met:
'Ook in Manindjau schijnen van die wegen te zijn, net zooals men die overal aantreft, die geplaveid zijn met goede voornemens. Prachtige wegen zijn dat. Het eenige nadeel dat ze hebben is dat ze nergens heen leiden. In elk geval is een goed voornemen 'n begin en misschien komt er eerstdaags weer een brief opdagen.'
Ondertussen is er van Katy ook alleen maar een briefkaart binnen gekomen, maar Pieter neemt aan dat zij het gewoon heel druk heeft met het zoeken naar een nieuwe aanstelling. 
'Ik ben blij dat al die menschen je naar een baan helpen zoeken, ofschoon zulke directrice-baantjes nu juist niet opgeschept liggen. 't Zal verduveld lastig zijn om weer zooiets op den kop te tikken.'
Die astrologische voorspelling uit de vorige brief, bezorgt Pieter nu toch een beetje maagpijn, want:
'Drie dagen geleden ging ik naar het kantoor van den man die met het nieuwe product zou gaan reizen en die ik in het begin zou vergezellen, maar.......het kantoor stond te huur. 's Avonds wou ik er N. naar vragen, maar die is ook al sedert drie dagen niet verschenen.'


Dat abattoir waar ik hier van sprak, is wel een der beste inrichtingen die ik in Portugal heb gezien. Groot, ruim, overal warm en koud water, door het geheele complex hangende rails voor het vleeschtransport aan be-wilde haken en een aparte slachtafdeeling voor ieder soort vee.'Pieter omschrijft hoe de varkens worden geslacht, dit zal ik de lezer besparen, maar hij vindt het een opmerkelijk spoedige en gemakkelijke dood, met een electrische schok. 'Het hekwerk wordt dan aan een der zijden geopend en vriend Knor glijdt langs een plankier naar de slagers die hem verder behandelen.'Dit is geen morbiede interesse, maar:
'Vroeger, als gemeenteraadslid van Johannesburg wist ik 'n heeleboel van slachthuizen. We hebben daar een der modernste inrichtingen neergezet die er te maken waren en ik moet zeggen dat dit abbatoir er in geen enkel opzicht voor onderdoet. Het is ook pas 5 jaar oud en volgens Duitsch model gebouwd.'
Maar het slagersvak trekt Pieter niet hoor, de aanblik in deze fabriek, waar ook vrouwen het mes ter hand nemen ('het lijken wel furiën uit de Fransche revolutie'), omschrijft hij beeldend (wederom: niet opgenomen). Opmerkelijk is wel het volgende:
''t Was net bezoekdag. Het publiek mag hier twee dagen voor Paschen bij het slachten tegenwoordig zijn en er was een groote lugubere belangstelling.'
Er volgt een opmerking over het weer, dat nog steeds heel wisselvalig is, maar de goede kant op gaat. Pieter verheugt zich er vooral op om zonder tegenzin uit bed te kunnen stappen. 
'Daar heb ik Mevr. Chambers altijd om bewonderd. Weer of geen weer, midden in den winter, om 7 uur er uit met nog een homopatische [sic] koude douche bovendien. Om te rillen! Tjaaaa, daarná wordt men lekker warm, maar je kan ook in den hemel komen zonder als martelaar dood te gaan. Sommige menschen hebben winterteenen of winterhielen, maar daar zou ik nou 'n winterrúg van krijgen.'
Overigens is het spannend bij die familie C., want 'nauwelijks is er een 15.000 tonner van stapel geloopen of er staat alweer een groote gebeurtenis voor de deur.' Het betreft de doop van de Nieuw Amsterdam en 'menig hart zal geruster kloppen als dat groote gevaarte eenmaal goed en wel op de wateren van de Maas drijft.' 
Wat eten betreft heeft Pieter weer een zondagmaaltijd aangeboden gekregen, waarbij hij deze keer kabeljauwtongen kreeg voorgeschotled. 'Die heb ik nog nooit gegeten. Zelfs nog nooit van gehoord.' Hij wist niet eens dat een kabeljauw een tong had, al kent hij de papagaaientongen van de Romeinen.
'Smaakt echter heel genoegelijk.
Onder hetzelfde hoofdstuk behoort een bezoek van mijn factotum. Die doet net als de Boeren in Z.Afr. In het begin lijkt het of hij uit belangstelling eens komt kijken, maar tegen het heengaan komt de aap uit de mouw. Of ik niet een gebruikt pak speelkaarten voor hem had. Ik kon van he, 'n Zwitsersch kaasje krijgen dat hij van een van de Hollandsche booten had opgepikt.* Bij hem thuis lusten ze dat scherpe groene goedje niet. Zoo had ik dan vanmorgen een echte Hollandsche boterham.
Zoo'n Hollandsch smaakje brengt weer allerlei herinneringen en verlangens boven, zo ook 'de Radio uitgaaf van Phillips' die in het rolletje van Chambers zit. Omdat Pieter ooit een radio heeft gehad, weet hij wat het gemis is, 'vooral in mijn Huis der Eenzaamheid'.
Als de arme man weer eens wat 'pegelanten' heeft, heeft hij drie wensen.

'No.1. 'n Vrouw in huis. Hoe ze er eventueel uit ziet kan me niks meer schelen: zwart, bruin, geel of blank, beenig, vettig, rond of slank, Hollandsch, Spaansch of Portugeesch, met basgeluid of schor of heesch, het hoofd van gouden tressen zwaar, of melkboerenhondenhaar, met kuiten als 'n kannonier, of slechts 'n harig stukje spier, met oogen van een hemelsblauw, of groen-grijs-smoezelig-troebel-grauw, 'n velletje als van satijn, of ruig gelijk een everzwijn, met spraakgebrek of rad van tong, gerimpeld, grijs, of nog al jong, 'n blauwkous of analphabeet, heel stipt of nooit op tijd gereed, 'n haaievel of straal der zonne - het kan me niets verbattaljonne - 'k Wil aanspraak hebben en het Hoe, doet er niet meer toe.'

No. 2. dat is een radio. 'n Werkelijk goeie; niet zoo-zoo - het moet geen piepen zijn en janken, maar de oude misvertrouwde klanken uit Hilversum, Parijs en Londen; maar duidelijk en ongeschonden.'

En No. 3. is Hollandsch eten. 'k Had in 'n biefstuk graag gebeten. En neeem me maar gerust in 't ootje met een dik palingmiddenmootje. 'n Huts-klap-pot-stuk kan je me geven, met een bord erwtensoep er neven. 'n Potje fijn gestoofde aal dat lijkt me nu een hemelsmaal en zelfs dun gebakken scholletje is nu voor mij 'n reuze-lolletje. 'k Kan doorgaan over erwt en peulen; 'k zou met een bloemkool kunnen zuelen, vooral met saus en nootmuskaat - ook zonder dien nog heel probaat. Ik zie saucijzen, lever, ham en lekkers voor de boterham. 'k Zie spruitjes, wort en boerenkool en in 't verschiet gebakken 'sole.'

Zo kan Pieter nog wel even doorgaan, maar dat wordt voor de kinders wel erg taai, denkt hij. Bovendien staan de filtreerapparaten te wachten en wil Pieter zijn hele badkuip leeg hebben en kijken wat het percentage verlies (van olie) is. Dus de brief gaat op de bus, na onderstaande 'overdenking'.


*Misschien bedoelt Pieter hier de Zwitserse strooikaas (Schabziger) die naar verluidt al vanaf 1463 wordt gemaakt en vooral wordt geëxporteerd naar Nederland en Duitsland. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

1880-1945; Pieters cv 1893-1915

Het is weer eens tijd voor een update van de informatie rond Pieter Deys. Ik probeer zijn 'werkzame' leven op een rijtje te zetten e...