Als schrijver van dit blog ben ik maar een doorgeefluik. Het gaat hier om een deel van de geschieden

Mijn foto
Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Als schrijver van dit blog ben ik maar een doorgeefluik. De informatie komt van foto's en brieven van Pieter Deys (1880-1945), de vader van Katy (1904-1977) Frits (1906-1949) en Adolf (1908-1940). Pieter was getrouwd met Sophia Draaijer (1872-1932). Frits trouwde met Els Nelson (1908-2004). Zij kregen 4 kinderen, mijn vader Henk (1932-2023), Willem (1934? als baby overleden), Bob (1935) en Els (1937).

dinsdag 23 mei 2023

1880-1945; Pieters cv 1893-1915

Het is weer eens tijd voor een update van de informatie rond Pieter Deys. Ik probeer zijn 'werkzame' leven op een rijtje te zetten en dat valt niet mee, want hij heeft meer dan 12 ambachten achter zijn kiezen. En dat begint al op zijn 13de! Dan is het 1893 'toen ik bij de Spoorwegen kwam', zoals hij zelf later schrijft. Maar een functie vermeldt hij niet. Drie jaar later is hij telegrafist op het station van Zuurfontein, maar of dat een functie bij de spoorwegen of in het leger is, is mij niet bekend. Hij is wel gaan vechten, zoals blijkt uit een archiefstuk:
'Opgave van de kosten van de verleende bijstand door de burgemeester van Vlissingen aan behoeftige Nederlanders uit Zuid-Afrika verdreven en aan boord van de Harwardan Castle en te Vlissingen geland, 21 Augustus 1900.'
Hierin staat genoteerd:
'P. Deys, artillerist Pretoria, 1 k 3e kl Amsterdam f4,25 f 2,50 zakgeld'
Inderdaad is hij, na een voettocht naar Oranjestaat in '98, in 1899 toegetreden tot de Transvaalsche Staatsartillerie. Dit is precies een dag voordat de Engelsen de oorlog zouden verklaren.*
In de Neerlandia, jaargang 16 uit 1912, staat nog wat meer informatie, die ik ook weer verder kan aanvullen.
'De heer Pieter Deys, sedert 4 1/2 jaar inwoner van Johannesburg, is aldaar tot lid van den Stadsraad gekozen. De heer Deys is in Holland geboren, kwam in 1892 in Zuid-Afrika, nam deel aan den oorlog, werd door de Engelschen naar Nederland teruggezonden, ging in 1903 naar Zuid-Afrika terug, was van 1903 tot 1907 in Engelsch Indië en keerde daarna weer naar het land van goud en diamanten.'
Kort voor die terugreis naar Zuid-Afrika, medio 1903, solliciteert hij nog naar de baan van journalist bij Ons Land (een Zuid-Afrikaanse krant), maar hij wordt het niet. Om toch aan de kost te komen werkt hij dan maar bij een zaad- en grafkranzenfirma en in een kaaspakhuis, dat is dan nog in Nederland (?). 
Eigenlijk is er vervolgens bar weinig bekend van zijn werkzaamheden in Zuid-Afrika en India. Behalve dat hij zich als verloskundige gedraagt bij de geboortes van zijn kinderen. Zoals hij zelf schrijft:
'Bij Katy's geboorte heb ik en niet de dokter een vloeiing gestelpt; Frits heb ik zelf, heelemaal alleen, eigenhandig gehaald en bij Adolf heb ik de chloroform toegediend terwijl de dokter zijn instrumenten hanteerde.'
Pieter geeft wel zelf een opsomming van zijn carrière in de beginjaren: 
'Eerste public speech - eerste erebaantje - mijn eerste lezingen - mijn eerste trouwjaren - mijn eerste promotie [...] de boerenoorlog - mijn boerenschoolmeesterschap [...] politiek, gemeenteraadslid, wethouder voorzitter Provinciale Raad - redacteur-eigenaar Maconic Journal of South Africa.'
Het tijdschrift begint hij in 1914. In dat jaar is hij tevens vice-voorzitter van de South African Labour Party.
Wat die vrijmetselarij betreft, komt Pieter in 1908 kijken. Dan begint hij bij zijn 'Mother Lodge' de Zion Lodge die opereert volgens de Scotish Constitution. Pieter schrijft dat hij bij deze loge respectivelijk secreataris, junior warden en master is geweest, tot 1914 aan toe.
Ondertussen vergeet hij te vermelden dat hij in 1909 met een bedrijf staat ingeschreven onder 'Staas, Deys & Co.; Het Zuid Afrikaansche Handelshuis. Het fiasco met de circusartiest die Pieter mogelijk in de Boerenoorlog heeft leren kennen. De samenwerking zal niet langer dan 2 1/2 maand standhouden, omdat Staas, met achterlating van veel schulden, de benen neemt. 
We weten ook dat Sophie in de tussentijd vele malen optreedt als zangeres en dat Pieter probeert daar een professionele carrière van te maken - wat niet zal lukken, al is zijn vrouw een zeer gevierde alto-sopraan. Ze zet zich ook in voor het behoud van de Nederlandse taal en voor het vrouwenkiesrecht.
En het zou zomaar kunnen dat er voor mijn overgrootvader nog baantjes bijkomen in deze periode. Wat deed hij toch in India, behalve zijn zoon 'halen', omdat die zich later aankondigde dan verwacht en de eigelijke vroedvrouw net heen was gezonden? 
Mogelijk moeten we diverse wapenfeiten met een korrel zout nemen. Een groot deel van wat we weten, komt uit Pieters eigen brieven aan zijn kinderen. Het zou zomaar kunnen dat hij zijn werk rooskleuriger en serieuzer heeft doen voorkomen dan het in werkelijkheid was.


* De Staatsartillerie van de Zuid-Afrikaansche Republiek was strikt militair qua functie en structuur. De onderdelen bestonden uit veld- en fort artillering, een telegrafische sectie en een medische en dan nog het muziekkorps. 
De artillerie bestond voornamelijk uit wapens van Creusot, Vickers en Krupp. 
Pieter zal in 1919 voor Vickers werken, als onderdirecteur van Vickers House Ltd.
Na het verlies van de Boeren trekken zij zich terug in Oranje Vrijstaat en bij de verovering van Pretoria naar Oost-Transvaal. In deze oorlog werd voor het eerst gebruik gemaakt van wapens die dienden ter ondersteuning van de infanterie. Het goede functioneren hiervan bij de Boeren ontlokte aan de oorlogsverschaggever Winston Churchill de opmerking:
'These are the finest gunners in the world - they can teach the Royal Artillery a lesson or two.'
Het regiment werd aan het eind van de oorlog, in 1902 opgeheven. 





zondag 7 mei 2023

Augustus 1930; banjo lievio

Dit is in feite het allereerste bericht voor 'de oorsprong'van dit blog. Ik ben begonnen bij de eerste brieven die geschreven en uitgewisseld werden, vrijwel meteen na het huwelijk van Els en Frits op 10 augustus 1930. Direkt na de ceremonie en receptie vertrokken zij op huwelijksreis door Europa tot aan Genua, waar ze op de boot stapten naar Indië. Daar begon Frits aan zijn nieuwe carrière en zou hij, met een onderbreking van 9 maanden verlof, met zijn/zonder gezin 16 jaar blijven. 
Nu vond ik twee ansichtkaart die duidelijk op huwelijksreis is geschreven, 2 en 10 dagen na de inzegening. Frits schrijft allereerst vanuit Brusselnaar zijn familie in Rotterdam:
'Lieve Allemaal,
We maken 't best!! Om pm 6 uur passeerden we de grens. In R'dam verschillend evan V.M. en ook Heer en Mevrouw Lüning en V.T's. 't Weer is best. We hebben een niet te duur Hotelleke. Morgen meer. Veel liefs van overgelukkige Frits en Els.'
De kaart van de dag ernaar heb ik niet, maar dan:
'Plaats van herkomst duidelijk [hij doelt hier op het bijschrift bij de foto aan de ommezijde] 20/8/'30 
Lieve Allen,
Vanmiddago alhier gearriveero en bijna niet in staato zuiver Nederlandcha te scriba. Zijn per tram aan alle kanten deze reuze stad doorgeweest, gaan vanavond uit, (hebben net gegeten) en zullen morgen mooie kaarten koopen en schrijven.
Dag, banjo lievio van Fredro en Elisio.'

In dit blog is intussen al lang duidelijk geworden dat er voorafgaand aan het huwelijk al veel brieven, kaarten, plakboeken en allerhande documenten geschreven, verstuurd/uitgewisseld en gelukkig bewaard zijn gebleven. Er is in deze familiegeschiedenis duidelijk geen begin en eind; een rijk gevoel.


donderdag 16 februari 2023

1914 (?); the people for the people

Eerlijk gezegd heb ik geen idee uit welk jaar deze kandidaatsposter is, maar ik vermoed dat het 1914 was, omdat er een speldje in mijn 'archief' zit van de S.A.L.P van 4 juli 1914 met rondom 'Workers Unite' en 'VWerkers Vereeniging'[sic.].* Pieter stelt zich dan (?) kandidaat voor de Labour Party in Ward 2 van Johannesburg.** Hij heeft voor die gelegenheid ook speldjes laten maken met de slagzin: Vote for better "Deys". 


* De S.A.L.P (South African Labour Party) werd in 1910 opgericht en steunde voornamelijk blanke arbeiders in de steden. De partij wilde bescherming bieden tegen concurrentie van niet blanke arbeiders. Lees hier meer.

** Wards zijn geopolitieke subdivisies van de gemeente. Ward 2 bestreek een vrij groot gebied. Inmiddels kent Johannesburg 130 wards. De drukker in Braamfontein bevond zich niet ver van Pieters adres dat in Gauteng gelegen is (maar inmiddels staat er nieuwbouw). Ik ben het niet eerder tegengekomen en vermoed dat het een kantooradres is. 

dinsdag 7 februari 2023

1936-1942 vader aan Katy; insult to injury

Er zijn door Katy nog vijf ansichtkaarten bewaard, die haar vader aan haar schreef, eerst nog verstuurd naar Amsterdam, daarna naar Dublin.
De eerste komt uit Ide Hill, een dorp in Kent. Hij lijkt wat cryptisch, maar is het niet.
'L.T. I could not get a telegram away from here on Sunday, so I asked Geo to send a telegram on behalf of the four of us on Monday. Va-Ko-Ge-Mi. But last night Geo came back and had forgotten all about it. So perhaps he will send it to-day. If not you will know that the intentions were good. I repeat: may happy and happier returns of the day. The fun is nearly at an end, and I cannot understand that I have been here for 22 days. I am seeing Thos. Cook in London. Bye bye dearie. K. has written you herself. Heaps of love Dad.'
Zes dagen later volgt nog een kaart, dit maal uit Londen. 
'L.T. Man proposes - God disposes. My steamer had an accident and is in the drydock in Hamburg. I am now trying to get back on the same boat by which I came, which travels via Antwerp, Rotterdam, Havre . Should get to Rotterdam I will ring you up, because I don't think you will stay there long. Micky is in bed with a bit of a temperature and soar throat. Many thanks for your letter. Don't write to Opoto yet till you hear from me. Heaps of lover Dad.'
Ernaast is nog een 'handtekening van 'Koekie' toegevoegd.

De twee kaarten zijn uit een periode die we kennen: Pieter zit al enige tijd in Portugal en is voor een zomervakantie uitgenodigd door de familie Chambers. Katy is er ook nog enkele dagen geweest. Va-Ko-Ge-Mi zijn dus Vader, Koekie, George en Micky.
De kaart uit 1939 is naar het Ierse adres gestuurd, vanuit Rotterdam.
'D.K. Thanks for your typically Irish card, from which I note that there "ain't no news" Same here, in a world on tenderhooks. En over hoe warm het was en hoe ver zal ik maar niet schrijven. Ik stuur je het krantje waar 1 ber. uit is voor Frits. Nou dè und halte dich zeh! 27 van Dad.'
Vanuit Gouda komt een kaart even voor het nieuwe jaar ingaat. 
'D.K. Just a try on. Perhaps this card will reach you, as Ireland is after all a neutral country. After the war miss Hoedemaker and I will get married and stay on here in the small house which we managed to get hold of in this small place. We received the terrible news about A, through The Hague. His wife marrying a few months after his death, adds insult to injury. We wish you a new year as happy as possible under the circumstances. And God help poor Frits and his wife & children. We hope to hear that you are well. Love Dad.'
In juli 1942 is er weer contact. Een volgeschreven kaart, is het deze keer, zonder afbeelding.
'D.K., Yesterday I received your card dated 24-3-'42 so it took a little over 3 months , and very glad I was to get it. Yes, the face of the world is changing fast. I simply cannot convince myself that I shall never see A. again. It seems like a bad dream. I cannot understand that snake of a woman. I was pleased to hear that your health is keeping up to the mark. We here are always the same; no complaints. But for the war, this last year has been the happiest in my whole long life. Two years ago I was in a camp of civil prisoners at Schoorl near Bergen. But I must admit that the Germans treated me very decently. It is just a year now that we live in an old fashioned cottage all by ourselves; f 5,- a week. It is a little damp, but very comfortable, and I am working a bit of garden, a strip of stone, brick and cinders along side the house, 2 x 13 meters. Potatoes and celery doing well. Outdoor tomatoes have difficulties. Too cold. Spring onions fair. 
Is aunt Nelly still alive?
How did you get to know that F. was not at Pontianak anymore? I was terribly worried, because the place has been bombarded. There was no fighting in the part of Java, where you say he is now. Jopie will be pensioned off next January. As soon as this war is over, we intend to go and live in the Ahrthal, where you and I had such a nice time, or in the South of France - Lourdes, which is also a beautiful spot. As there is strife and missery enough in the world, I hope that you will accept the situation as it is, all the more so as we hope to see each other after the war. Therefore, love from both of us and au-revoir from Dad.'

In de ruim 7 jaar waarin deze berichten zijn verstuurd - en ontvangen. Is er veel gebeurd. Pieter zit aanvankelijk in Porto en Katy werkte nog in Nederland. Er is in '36 nog contact met Koekie en hoop op een relatie. De dreiging van de oorlog wordt voelbaar. Pieter keert terug naar Nederland en ontmoet zijn toekomstige vrouw Jopie Hoedemaker. Katy gaat in Dublin werken. De oorlog breekt uit. Adolf komt om het leven en Pieter, die al jaren geen contact meer met zijn zoon had, vervloekt de weduwe om haar snelle hertrouwen. Zelf vindt hij in de oorlog geluk bij zijn nieuwe vrouw, werkt hij in de tuin en maakt hij toekomstplannen. Maar een verhuizing naar Duitsland of Frankrijk zal er niet meer van komen. 
 






vrijdag 3 februari 2023

Januari 1937 rectificatie (5 bis bis); Ons Land

Er is natuurlijk heel veel over de Boerenoorlog te schrijven en reeds geschreven, dus ik beperk me hier tot informatie rond mijn 'ontdekking', of wel rectificatie. 

Na het uitroepen van de onafhankelijkheid (1880), werd de NZAV opgericht (in 1881).* Dit was de Nederlandche Zuid-Afrikaansche Vereeniging met als belangrijkste doel: propaganda. Dat wil zeggen het promoten van de banden tussen Zuid-Afrika en Nederland met name op het gebied van onderwijs, letterkunde en wetenschap. 
Omdat Nederland neutraal was, werd er geen openlijke steun voor de Boeren geuit, maar die was er door de eerder genoemde stamverwantschap wel. Bovendien werden in Nederland nog altijd mensen aangespoord om zich in Zuid-Afrika te vestigen. Dit kwam mede doordat er veel slechte berichten werden verspreid (door de Engelsen) waarin de Boeren werden afgeschilderd als ongeletterd. Dit maakte ze kwetsbaar en zou door Nederlandse invloed kunnen worden veranderd. Immigranten werden wel gewaarschuwd; mochten ze naar de Transvaal willen afreizen, dan was het belangrijk dat ze religieus waren (Calvinistisch), niet dronken, niet vloekten en ook niet arrogant waren, maar respectvol. Alleen zij konden 'bijdragen aan het welzijn van het Hollandse ras'. 
Maar hoe verliep het contact tussen Nederland en Zuid-Afrika? 
De pers zag er toen heel anders uit dan nu. 
In Nederland kwam de informatie over de Boeren aanvankelijk vooral uit boeken, waaronder kinderboeken, maar ook uit lezingen met patriotistische liederen, lichtbeelden en reisverhalen. Natuurlijk was er dan aandacht voor de sensationele aspecten, zoals naakte Zulumeisjes. Poëzie was ook belangrijk en daarnaast heldenverhalen, vooal over de Grote trek.
De Engelsen hadden bij de informatie-uitwisseling een enorme voorsprong op de Nederlanders, omdat zij een onderzees telegramsysteem hadden (zo'n beetje wereldwijd). De Nederlandse pers was nog niet heel erg professioneel en was afhankelijk van buitenlandse persbureaus of individuele, persoonlijke berichten (brieven aan familie bijvoorbeeld).  
Diverse publicaties door Afrikaanse nationalisten werden in Nederland becommentarieerd. Dat kwam mede doordat deze bronnen in Nederland beschikbaar waren! Er werden in Zuid-Afrika gepubliceerde bladen naar Nederland verstuurd, waaronder Ons Land (!) en Di Patriot. In 1881 had De Standaard een speciale Transvaalsche editie. Ons Land, uitgegeven in Kaapstad, berichtte vanuit het Boerenperspectief en sprak de Britse berichtgeving vaak tegen. Het was daarom in Nederland een belangrijke informatiebron, tot de Britse overname, waarop censuur en een verbod volgden. 
Bij het uitbreken van de Boerenoorlog wonnen de Engelsen snel terrein en werd de Nederlandse communicatie gecensureerd. De telegrammen die naar de Boeren werden verzonden verliepen allemaal over de Engelse lijnen. Toen de spoorlijn naar Delagoa Bay werd ingenomen, werd de post die hiermee werd verstuurd ook gecontroleerd. De Engelsen hadden bij aanvang van het conflict 200 journalisten in Zuid-Afrika, maar dat aantal zou in de loop van de strijd wel minder worden. 
Het Engelse leger begon tijdens het conflict met het deporteren van mensen die niet in Zuid-Afrika waren geboren en een bedreiging voor de bezetters konden vormen. Velen van hen waren pro-Boeren. Er waren ook veel vluchtelingen, die vervolgens vanuit het buitenland propaganda maakten voor de Boeren. Overigens waren vluchtelingen in Nederland niet echt welkom, maar ze waren er wel, zouden de regering om compensatie vragen en deze ook krijgen. Velen verkastten bij de bezetting van Pretoria op 5 juni 1900. Na die bezetting werd ook de Transvaalse krant de Volksstem verboden. Om toch zoveel mogelijk informatie te vergaren, werden in Nederland oproepen gedaan om alle gegevens (dus ook uit familieberichten) door te sturen naar de pers. 
In Nederland werden vluchtelingen onder andere opgevangen in het Afrikaner Tehuis op de Nieuwe Herengracht in Amsterdam. Deze opvang werd geregeld door het Christelijke Nationale Boeren Comité en bood permanent onderdak aan 70 mensen, voornamelijk uit de Kaapkolonie. Ze moesten er twee keer per dag uit de Bijbel lezen en er was een avondklok. 
Omdat de kampen met vluchtelingen in Mozambique erbarmelijk waren, werden velen getransporteerd naar Portugal. De Boerenelite, verspreid over dit land, maar ook in Duitsland, Nederland en Frankrijk, ging lezingen geven en mede daardoor verwesterde deze. 
Na de overwinning door de Britten werden de Engelse kranten in Zuid-Afrika overgenomen door Britse journalisten die propaganda maakten voor het nieuwe regime. Het bekendste voorbeeld hiervan is The Friend uitgegeven in Bloemfontein. Kipling zou hier een tijdje voor schrijven en ook Conan Doyle.** Voor sommigen journalisten had het maken van deze propaganda grote gevolgen voor hun carrière. 

Dus....Ons Land, uitgegeven in Kaapstad, was het blad waar Pieter op doelt (zie vorig blog) en een door mij gesuggereerd vertrek uit Nederland in 1919 is niet aan de orde. En kennelijk had hij aan het begin van de 20ste eeuw al journalistieke ambities; of had hij al aan de perswereld geroken? Pieters favoriete schrijver, Rudyard Kipling, heeft ook in Zuid-Afrika gezeten en geschreven, maar hij was een voorstander van het Engelse imperialisme, dus eigenlijk is de bewondering van Pieter enigszins verrassend - Ons Land was immers pro-Boer, dus dat zou je ook van de potentiële verslaggever kunnen verwachten. En zou het zo kunnen zijn dat hij (Pieter) aan het begin van de twintigste eeuw ook als vluchteling uit Zuid-Afrika vertrekt of wordt gedeporteeerd? Ik lees nog even verder in mijn bron en kom er vast op terug. 

* Lees hier meer over de NZAV.

** Hier meer over Kipling in Zuid-Afrika. In 'mijn dissertatie staat vermeld dat hij enkele maanden voor The Friends schreef, maar hier is prake van slechts 2 weken. 

woensdag 1 februari 2023

Januari 1937 (5 bis) rectificatie; 18 tamelijk flinke ratten

Helaas leest Pieter in 1937 in de NRC dat Bernhard Diamant ter ziele is en dat doet hem eraan denken:

'Zijn broer was een vriend van me in Kaapstad. Zijn vak was electriciteit maar toen ik hem leerde kennen zat ie in een kaaspakhuis. Moeder zweefde op de oceaan op weg naar de Kaap, ik had net m'n betrekking opgezegd in een zaad- en grafkransenhandel omdat ik verslaggever kon worden bij 'Ons Land'. Die kregen in dien tusschentijd iemand uit Holland op hun dak gestuurd zoodat ik bericht kreeg dat de aanstelling niet door ging. Met dreigementen heb ik toen 'n maand salaris los gekregen, maar stond toch toen moeder kwam net op straat. Toen ben ik ook een maand in de kaas geweest tot ik een andere baan had. Ik zal nooit vergeten dat ik in dat kaaspakhuis in een groote val, in één nacht, 18 tamelijk flinke ratten heb gevangen. De municipaliteit betaalde -/6 per rat, dus dat was een extraatje, net als een maand salaris van 'Ons Land', want ik ben after all geen drie dagen zonder baan geweest. Die arme Alex Diamant is naderhand in zijn vak geëlectrocuteerd, ergens op een kolenmijn bij Brakpan aan de Witwaterstrand. Poor chap. Hij had een reuze-knappe vrouw, 'n Afrikaansche nooientje [meisje]. Die is later ergens 'n boarding-house begonnen.'
 
In het stukje waar dit citaat in zit, voegde ik een noot toe over Ons Land. Ik had op internet gevonden dat dit een Belgisch periodiek was dat pas in 1919 het licht zag. Ik meende daaruit op te kunnen maken dat Pieter in die tijd dus terug moet zijn gegaan naar Zuid-Afrika, maar kon daar nergens bewijs van vinden. Nu ben ik recent eens verder gaan graven en zou het verhaal wel eens heel anders kunnen zijn. 
We weten dat Pieter rond de eeuwwisseling naar Nederland is vertrokken, maar in 1903 is hij terug en trouwt hij met Sophie in Kaapstad.
Nu ben ik een lijvige dissertatie aan het lezen van Vincent Kuitenbrouwer: War of the Words; Dutch Pro-Boer propaganda and the South African War 1899-1902. Hierin wordt uiteengezet hoe de berichtgeving over de Boeren verliep in Nederland (en daarbuiten). Waarbij het belangrijk is te weten dat 'propaganda' gewoon beschouwd moet worden als het vragen om aandacht en steun.
Even een geschiedenisles:
Tussen 1880 en 1890 vertrokken duizenden Nederlanders naar Zuid-Afrika en dan met name naar Transvaal (waarvan Paul Kruger toen president was), waar ze bijdroegen aan de ontwikkeling van met name moderne instellingen. Hierdoor groeide de boerengemeenschap aanzienlijk en werden regionale markten ontwikkeld; wat ook weer de Nederlandse handel ten goede kwam. Het betrof met name mijnbouw. De Nederlanders bekleedden vooral hogere functies en droegen bij aan de ontwikkeling van het spoornet en onderwijs. Zij oefenden ook invloed uit op de religie (die onder de Boeren met name Calvinistisch was). 
Transvaal vormde aanvankelijk een republiek met Oranje Vrijstaat en was in 1877 geannexeerd door de Britten. Maar de bevolking was hier ontevreden over en na een heftige stijd volgde in 1880 onafhankelijkheid. De Britten hadden overigens al in 1814 de 'Cape Colony' geannexeerd.
  
Enkele cijfers:
Tegenover de 6500 Nederlanders in Transvaal, stonden (in 1896) 41.000 Engelsen op een totaal van 75.000 'uitlanders'. Het meerendeel van deze mensen bevond zich rond Johannesburg (mijnbouw) en was laag opgeleid. Veel Nederlanders zaten rond Pretoria. In totaal werkten 1700 van hen aan de spoorlijn tussen Pretoria en Delagoa Bay (deze zou in 1895 worden voltooid). 
Aan het begon van de twintigste eeuw telde Zuid-Afrika vier keer zoveel zwarten als blanken. Deze grote, in feite natuurlijke, meerderheid werd gezien als een bedreiging door de Engelse en Nederlandse overheersers en zou ook nog eens een echte wig tussen Engeland en de Boeren kunnen drijven. Daarom werden de 'kaffers' in de Engelse literatuur en pers vaak afgeschilderd als achterlijk, wat weer een bedreiging vormde voor de Boeren. Ons land voelde zich erg met de Boeren verbonden. Dit wordt wel 'stamverwantschap' genoemd. 
Onderzoek uit 1902 heeft uitgewezen dat 50% van de Boeren van Nederlanders afstamden; 27% had Duits bloed en 17% Frans. Dat laatste was duidelijk in verband met de Hugenoten. 
Meer over de pers en andere kwesties in het vervolg.

dinsdag 24 januari 2023

1935 zonder maand (2); de rubriek 'm.l.'

Kijk aan, de brief aan de betachterkleinzoon is dan wel afgebroken, maar er ook nog een aanzet, of een soort concept. Het beslaat slecht anderhalve pagina en heeft dit keer geen copyright vermelding.
'Brieven aan den Kleinzoon van mijn Kleinzoon I
Beste Jongen, wanneer je deze brieven in handen krijgt om te lezen zullen de uitgebeitelde gedeelten van mijn grafsteen reeds verweerd en met mos overgroeid zijn en zal ik een illustratie zijn van de bloem waar de psalmdichter van spreekt in Ps 103:
"Men kent, men vindt haar standplaats zelfs niet meer."
Welke reden kan nu je bet-overgrootvader hebben met post mortems als deze, waar hijzelf het beste bewijs is van de vergankelijkheid der dingen? Dat zal ik je zeggen, m'n jongen. Ik wil het vergankelijke nog een wijle rekken. Als ik nu b.v. iets lees over de Egyptenaren van vijf à zeven duizend jaar her, dan kan ik je met behulp van photografieën, bibliotheken, museums en het lidmaatschap van een reisvereeniging heel veel van het onderwerp Oud Egypte te weten komen. Het allereerst valt dan op dat zij kundige en koene bouwmeesters waren, veel aan godsdienst deden en zeer vernuftig waren in het balsemen en preserveren hunner dooden.'
En daar laat Pieter het weer bij. Zo hebben we allemaal wel ergens projecten liggen die slechts een aanzet/aantekening zijn of vaag omschreven idee bevatten. Zou dit er ook een zijn? Pieter schrijft namelijk nog 'een brief'. Misschien is het een opzet voor een lezing in de loge? Daar heb ik namelijk nog een voorbeeld van, maar dat is een hele lange tekst die misschien later nog wel eens volgt. Nu alleen even deze:
'Wij vijftigers
Zoo lang we nog geen zestig zijn behooren we tot de vijftigers - misschien noemen we onszelf. " 'n goeie vijftiger" of "net even in de vijftig", maar in elk geval classificeeren wij onszelve nog over de rubriek 'm.l.' en voelen ons, zooals de geeikte term luidt, nog .... in de kracht van ons leven. En hoe minder we in den spiegel kijken, hoe langer we nog allerlei illusies behouden. 
Als de jongere familieleden en kennissen beginnen te zeggen: 'Nou, je houdt je nog goed' of 'Wat zie je er nog goed uit', dan geeft dat kleine woordje 'nog' stof tot nadenken. Dat wil eigenlijk zeggen dat men al lang verwacht had je in een rolstoel gekluisterd te zien, of minstens om je aan den arm van een verpleegster tegen te komen, al kuchende in het zonnetje op een singelwandeling. We zien er dus nog goed uit....voor onzen leeftijd. Gelukkig. Maar de stempelinkt die Vader Tijd gebruikt is intusschen niet radeerbaar, en hoe jeugdiger, gezond en sterk we er ook uitzien, voelen en doen, en al springen we menig blasé, lusteloos dertigertje nog over den kop, toch zal men van ons alles knap vinden....voor onzen leeftijd.'
Het is duidelijk een aanzet, omdat er achterop nog aantekeningen zijn gemaakt: 
Achterop staan nog wat aantekeningen:
'Inmiddels zegt men niets van die:
Kortademigheid
kammen ons haar over het kale plekje
verzwijgen rheumatiekscheut en doen of we géén pijntje in onze groote-teenknobbel hebben.'
Maar of deze 'lezing' ooit het licht heeft gezien, weet ik helaas niet.  

maandag 23 januari 2023

1935 zonder maand (1 bis bis); la-di-da-da menschen

Natuurlijk is Pieter nog niet uitgeschreven. Het is interessant om te zien wat hij belangrijk vindt om over te dragen. 
'Welaan dan: 's morgens staan we op. Dat is heel eenvoudig gezegd, maar wat beteekent het eigenlijk? Nu moet je je niet voorstellen dat er ergens om 7 uur of 8 uur een groote alarmklok afloopt en alle menschen in het geheele land gelijktijdig opstaan. Verre van dat! Reeds dadelijk doet zich hier de noodzaak voor het menschendom in categorieën te verdeelen. Er zijn b.v. zeer rijke, minder rijke, bemiddelde, onbemiddelde, arme en straat-arme menschen. Er zijn vlijtige, luie, niets-meer-dan-hun-plicht-doende, zieke, oude, jonge, sleur, energieke en la-di-da-da menschen. Ook hebben wij in deze tijd een soort die niet zal kunnen, n.l. menschen die graag willen werken maar daarvoor niet in de gelegenheid worden gesteld.'
Hier schrijft Pieter op de verder lege linkerpagina in potlood bij:
'Onbetrouwbare opgave van slechts 16 landen eind 1934: 18.504.600 werklozen' En vervolgens:
'En verder alle variaties tusschen verstandig en olie-dom, tusschen zindelijk en vuil, enz. 
Nu kun je begrijpen dat uit de hier genoemde kwaliteiten verschillende combinaties zijn te maken. Men kan b.v. rijk zijn en lui, arm en vlijtig, onbemiddeld en plicht-sleurig, rijk en energiek, straatarm en vadsig, enz.
Behoor je nu tot de categorieën van zeer rijk tot bemiddeld dan màg je opstaan wanneer je wil, behoor je tot de drie laatsten, dan mòet je opstaan wanneer je nìet wil. Een straatarm mensch wordt bij het aanbreken van de dag door een politieagent onder een brug vandaan geschopt, van een bank, uit een tramhuisje of portiek verwijderd. Een arm mensch moet gaan bedelen of werk zoeken. Een werklooze moet gaan stempelen. De onbemiddelden moeten naar hun werk en moeten daar op een vastgesteld uur zijn. Menschen die in kantoren werken beginnen om 9 uur, in winkels om 8 uur, degenen die werkzaam zijn in de levensmiddelendistributie beginnen meestal eenige uren vroeger, evenals het tram- en treinpersoneel.'
En ook hier staat op de linkerpagina een aantekening: 'Hoe is bed en slaapgelegenheid?'
'In vele bedrijven hebben de organisaties der arbeiders een 8-urigen werkdag weten te bedingen. In mijn jeugd waren die tijden heel anders en waren dagen van 14 uren geen zeldzaamheden. Ook het kantoorpersoneel werd in die dagen zeer slecht gehandeld en avondwerk was ook daar meer regel dan uitzondering. 
Nu ben ik er in het geheel niet zeker van dat ik hier niet verschillende termen heb gebruikt waar je niets van snapt. Als jullie daar in mijn 65-jarig verschiet in een geordende staat leven, dan weet je niet eens wat de beteekenis is van de woorden arm en rijk op menschen toegepast. Wellicht weet je niet eens wat geld is.  Dat zou in 't geheel niet ommogelijk zijn, maar toch zou het me wel iets te ver voeren als ik dat allemaal haarfijn moest uitleggen. Toch dien ik er tot goed begrip van den geheelen samenhang wel iets van te zeggen. Ik wil daarbij een oud rijmpje aan de vergetelheid ontrukken:
Heb je geld dan kun je huizen bouwen;
Heb je 't niet, dan moet je steenen sjouwen.
Heb je geld dan doe je wonderen;
Heb je 't niet dan is 't donderen!
Geld is bij ons een ruilmiddel, zooals dat nu reeds gedurende eenige duizenden jaren bij de beschaafde volken in zwang is.
Goud is er de basis van maar dat blijft in de banken die met dien goudvoorraad als onderpand geld in papieren biljetjes uitgeven waarop zij erkennen 10, 20, 25, 50, 100 of meer guldens schuldig te zijn. Met die papiertjes betalen wij elkaar onderling. Er zijn menschen die probeeren om die z.g. bankbiljetten na te maken. Die noemen wij 'vlasche munters' en worden die menschen gepakt dan worden zij gestraft met eenige jaren vrijheidsberooving in een gebouw dat wij een gevangenis noemen. Voor kleinere bedragen gebruiken wij zilveren muntstukken en ook brons. De omgang met dat ruilmiddel karakteriseert de menschen in deze volgorde: verkwistend, royaal, normaal, zuinig, krenterig, gierig, vrekkig. De diensten die wij elkaar bewijzen worden vrij redeloos op 'n bepaalde waarde geschat en dan in dat ruilmiddel omgezet.'
Hier eindigt de brief. Ik denk dat er andere zaken voorgingen en dit project verder is blijven liggen. Maar het heeft de betachterkleinzoon dan misschien niet bereikt, het is toch nog jaren na de eeuwwisseling onder de ogen van verre familie gekomen. 

vrijdag 20 januari 2023

1935 zonder maand (1 bis); in omgekeerde richting imbeciel.

Hoe was het in het jaar 1935 of eigenlijk in het leven van Pieter? Hij probeert het een en andere duidelijk te maken aan zijn bet-achter-kleinzoon en is daarbij flink lang van stof.
'Edoch, het houden van philologische bespiegelingen was nu juist niet een der vele onderwerpen die mijn aandacht vroegen toen ik aan dezen brief begon. Mijn gedachtengang daarbij liep in heele andere banen. Laat ik trachten je mijn bedoeling duidelijk te maken. Als ik in geschiedkundige boeken lees van de Egyptenaren, de Babyloniërs, de Meden en Perzen, de Grieken en Romeinen, dan trekken aan mijn geestesoog tal van gebeurtenissen voorbij; vooraanstaande personen uit die perioden, doemen op en ik stel ze me voor kort, lang, mager, dik, met of zonder baard, zie ze in hun volle pracht en glorie in de tempels en gebouwen waarvan ons de ruïnes zijn overgebleven en probeer me in te denken hoe die menschen leefden. En juist dit laatste is zoo lastig. Men kan zich gemakkelijker een veldslag met ouderwetsche wapenen indenken dan zich voorstellen hoe Sabherib, Darius, Cleopatra, Ramses, Socrates of Julius Caesar sliepen, toilet maakten, aten, werkten, zich verpoosden, hun dag indeelden - kortom hoe zij leefden wanneer er geen veldtochten waren, pyramiden werden gebouwd, wijsbegeerte of staathuishoudkunde werd beoefend. 
Uit graven en opgravingen bereiken ons allerlei voorwerpen uit het verre verleden waaruit allerlei geleerden allerlei conclusies trekken, maar dat is niet altijd zeker weten. 
Nu is mijn opzet met deze brieven m'n beste jongen, je een idee te geven hoe ons tegenwooordige leventje reilt en zeilt, want ik durf op grond van eigen ervaringen wel beweren dat het dagelijksch leven en vele zeden en gewoonten in jouw tijd grondig zullen verschillen van ons tegenwoordig bestaan. Ga maar eens na: ik ben nu 54 jaar; bij mijn grootmoeder heb ik nog zwavelstokken en later pas lucifers in gebruik gezien en mijn grootvader had nog een z.g. tondeldoos met steen en vuurslag om zijn pijp aan te steken. De verlichting geschiedde met petroleumlampen. MIjn grootouders herinnerden zich nog de opening van spoorlijn Amsterdam-Haarlem en nauwelijks honderd jaar later moet de stoom zich met hand en tand verdedigen tegen middelen van tractie. Laat mij eens opsommen de uitvindingen die hun invloed op ons dagelijksch leven hebben doen gelden en die in minder dan een halve eeuw elkander snel opvolgden. In mijn jeugd begon de strijd tusschen gas en electriciteit. Het rijwiel was toen ook nog in de kinderschoenen en een luxe-artikel inplaats van algemeen vervoermiddel. De eerste auto zag ik in 1890. Ook de telefoon is eerst in mijn tijd een algemeen communicatiemiddel geworden. De gramofoon was een vinding die op de Fransche Academie als een soort buiksprekerij werd gehoond. De fotografie kreeg ook eerst in de laatste helft der 19e eeuw vasten grond onder de voeten. De rotatiepersen hebben het tegenwoordige dagbladbedrijf mogelijk gemaakt. Toen Bleriot in 1909 over het Engelsche Kanaal vloog en en onderzeebooten begon te bouwen, sloeg het menschdom van verbazing de handen ineen en meenden de geloovigen dat het einde der wereld nu wel spoedig kon worden verwacht. De film was een even groote bron van verbazing, evenals de radio en televisie. Dit laatste is, terwijl ik dit schrijf, nog niet algemeen, maar zal het wel zijn als je dit leest. En deze opsomming behandelt nog maar alleeen de meeste voor de hand liggende zaken. De ontwikkelingsgeschiedenis van elk deze vindingen beslaat boekdeelen in onze bibliotheken, dus je kan wel nagaan dat ik volstaan moet met de bloote noteering der feiten. 
Van de enorme vooruitgang en de belangrijke ontdekkingen op het gebied der phycien, chemie, astronomie, bacteriologie en in zoovele andere vakken, zoomede de toepassingen daarvan, kan je eveneens lezen in de bibliotheken voornoemd. 
Ik wil je alleen maar beschrijven datgene wat gewoonlijk nooit in de geschiedkundige boeken te vinden is - ons leventje van alle dag. Daarbij zullen allerlei toelichtingen over maatschappelijke verhoudingen noodig zijn, anders begrijp je niet waarom de een zijn dag begint 's morgens om 'n uur of vijf, terwijl een ander in zijn bed ligt tot in den namiddag. Want gezien alles wat er in mìjn halve eeuw gegroeid en veranderd is, en dat mijn bet-overgrootvader mij in een krankzinnigengesticht zou hebben doen opsluiten als ik hem verteld kon hebben van al de dingen die in 1935 heel gewoon zijn, evenzoo zullen in jouw tijd de verschillen met vandaag zóó enorm zijn dat je ons in omgekeerde richting imbeciel zult vinden.'

donderdag 19 januari 2023

1935 zonder maand (1); ach, m'n jongen

Hij heeft er zelfs 'copyright' bij gezet, onder de kop: Brieven aan mijn Bet-Achter-Kleinzoon door P.D.! Ik heb het in ieder geval genoteerd. Opvallend vind ik overigens dat het hier alleen een kind van vader op zonen betreft, moeders en dochters worden als vanzelfsprekend (?) uitgesloten. Maar vooruit, omdat het toch niet zover gekomen is, kan ik er niet mee zitten.
'Beste Jongen,
Mijn kleinzoon is nu twee jaar oud en wij schrijven A.D. 1935. Trouwt dat jonge mensch op zijn 25e jaar en krijgt hij een zoon die op zijn beurt in zijn 26e jaar een zoon zou krijgen dan zal jij geboren worden in 1985. Laten we verder aannemen dat jij op 15-jarige leeftijd deze brieven met belangstelling kunt lezen, dan zijn wij dus in het jaar 2000 van de nu nog in vele landen gebruikelijke christelijke jaartelling. Maar misschien is dan alles anders geworden en schrijven jullie dan in plaats van A.D. 2000: A.B. 150. (Bellamy werd namelijk geboren in 1850 en schreef een boek dat speelt in 2000).*
Volgens genoemden Bellamy leven jullie dan in een heilstaat. De woorden gebrek, zorg, concurrentie, diefstal, corruptie, prostitutie, honger, egoisme, uitbuiting, faillissement, staking, uitsluiting, e.d. zijn jullie onbekend en moeten voor hun beteekenis en spelling worden opgezocht in Marchand's Miraculeus Manual der Nederlandsche Taal.
Reeds bij den aanhef van dezen eersten brief begin ik te beseffen hoe moeilijk het is om aan jou, m'n beste knul, een begrijpelijke brief te schrijven, want ik spreek daar gewoonweg van Marchant alsof jij weet wie dat geweest is, terwijl hij, nu je dit leest, even onbekend en onbemind als schrijver dezes, ergens in een vergeten hoekje, verteerd en vergaan ligt uit te rusten van taal- en andere beslommeringen.**
En bovendien is het mogelijk dat je Nederlandsch alleen leert zooals wij nu Latijn en Grieksch leeren, d.w.z. als z.g.n. doode taal, want wie weet, spreekt men in het jaar 2000 nog maar uitsluitend Volapük, Engelsch of Esperanto. 
Ach, m'n jongen, we leven zoo vlug en vergeten zoo gauw, want zelfs ten tijde dat dit geschreven wordt zijn mijn tijdgenooten alweer vergeten dat evenals Dr. Zamenhoff met zijn Esperanto, er ook eens een zekere priester leefde, genaamd J.M. Schleijer, die in 1879 A.D. ook al met hooge idealen bezield, een gemeenschappelijke taal samenstelde, waaraan hij den naam Volapük gaf.*** Vijftienduizend woorden heeft die goede man uitgedacht, meest éénlettergrepig, maar al dien arbeid bleek niet van blijvenden aard te zijn. Het Volpuk is in het vergeetboek geraakt om plaats te maken voor het meer rationeeler Esperanto.'
We zijn nu halverwege pagina 3 van de 11. Samenvatten wat Pieter zijn bet-achter-kleinzoon schrijft, is eigenlijk niet mogeijk, dus zal ik het hierna verder uitschrijven. 
 
* Edward Bellamy (1850-1898) was een Amerikaanse journalist en schrijver. In 1888 publiceerde hij de bestseller Looking Backward, waarin hij een utopisch beeld schetst van een nieuwe Amerikaanse samenleving. Lees hier meer.

** Ik kan op internet inderdaad niets over Marchant of Marchand vinden. Laat staan over het miraculeuze manual.

*** Lees hier meer over het Volapük van Schleyer (1831-1912).


woensdag 18 januari 2023

September 1915 Sophie (1 bis); het bleef bij gissen

De Umhloti, die Pieter ook noemt in een brief uit 1937 en dan in verband met het goede geheugen van Katy die zich professor Huizinga nog herinnert, is verlaten voor vervolg van de reis op de S.S. Sardina en Sophie vervolgt haar verhaal, nadat de afvaart weer een 'aanvaart' leek te worden, of het schip in ieder geval ineens stil was komen te liggen.
'Wat zou er aan de hand zijn? Misschien orders gekomen van de kust niet verder te gaan; misschien moeten we morgen terug en zal het schip worden gebruikt om troepen te transporteeren; misschien wel een submarine, en angstig werd er rondgekeken, of hier of daar misschien een peil boven water zichtbaar was. Maar het bleef bij gissen, en wij bleven stil liggen. De kapitein was ook onzichtbaar en tien uur ging iedereen naar bed, met hoop bij het ontwaken in vollen zee te zijn. Maar toen we 's morgens wakker werden lag de boot nog even vast voor anker. Eindelijk had een van de passagiers weten uit te vinden dat de kapitein zijn scheepspapieren had vergeten en deze nu moeten gehaald worden. Het was de eerste reis die hij zou doen als meester van een schip en geen wonder dat de passagiers dit begin allertreurigst vonden. 
Twaalf uur 28 Julie vaarden we ten tweede maal af en op Zondag 15 Aug. stapten alle passagiers te Colombo af. De reis was onaangenaam geweest, de boot groot 2500 ton had niets geen lading in dan 700 koelies die door het Z.A. Goevernement naar Indië werden teruggebracht. We hadden steeds meer gerold dan gevaren en allen waren dan ook overblij weer vasten grond onder de voeten te hebben. 
Eentonig is zoo'n reis, steeds water en lucht, zelfs niet één boot zagen we voorbij. De eilanden waar we voorbij kwamen vertoonden zich alleen op grooten afstand. Madagascar, Corona eilanden, Seeskels, Maldiven, gingen wij voorbij totdat we te Ceylon aankwamen. 
Nadat we in Colombo in het Grand Oriental Hotel waren aangekomen, hoorden we al gauw dat deze plaats onder 'Krijgswet" was. Evenals in Z~.A. was ook hier opstand geweest, menschen die tegen regeering en wet hadden gezondigd, omdat ze zich vrij wenschten te maken. Het eenig verschil was dat hier de gekleurden zich hadden durven verzetten en hadden getracht zich vrij te maken, vrij te komen uit de regeering van die groote natie, die steeds de zwakkeren en de kleine naties beschermt. De opstandelingen, de aanvoerders daarvan waren dan ook hiervoor gestrafd, opgehangen, omdat zij zich durfden te verzetten en aan de gehoorzame en gewillige onderdanen van het groote en steeds beschermende rijk, zoo'n slecht voorbeeld durfden geven. In Afriks waren het blanken: onderdanen die reeds sedert 1902 waren beschermd en al het vette en voordeel van die bescherming hadden genoten. En de groote natie, de stiefmoeder, kon dan ook niet begrijpen waarom de stiefkinderen durfden opstaan, dat zij een eigen bestaan konden hebben en de oudere kinderen, de voorgangers van die beschermelingen werden gestraft, zwaar gestraft, voor hun ondeugd, ongehoorzaam te zijn aan die stiefmoeder, die steeds kleine kinderen beschermt. En de ouderen krijgen gevangenisstraf en als de jongen kinderen deelden met hen het ziellenlijden daar zwaarder is dan de dood maar waardoor een kiem van nieuw leven ontstaat.'

En zo eindigt weer een schrijven van Sophie bijna midden in een zin. We lezen uit deze brief wel duidelijk dat zij zeer koloniaal gezind was, of in ieder geval heilig geloofde in het feit dat de overheerser of 'beschermende' de landen in handen had vol goede bedoelingen en niet was verblind door het goud of ander grondstoffen(?). Het feit dat zij hier de Britten verdedigt, terwijl zij zich zelf in Zuid-Afrika zo hard gemaakt heeft voor behoud van de Nederlandse taal, vind ik ook moeilijk te rijmen, maar zij had natuurlijk enige tijd in (British) India doorgebracht en dat kan van invloed zijn geweest. 
Het lijkt er in deze brief ook op dat er wel degelijk vrij definitief afscheid werd genomen van Zuid-Afrika, terwijl Pieter in zijn brief aan de premier van Groot Brittannië toch schrijft dat hij van plan is terug te keren naar Transvaal en alleen tijdelijk in Nederland is voor een ingreep van een specialist. 



dinsdag 17 januari 2023

Septemeber 1915 Sophie (1); goud, goud, schijn, vernis

We varen mee langs de Nicobaren in de Indische Oceaan. Het briefpapier is van P.& O.S.N. Co. en we zijn aan boord van de S.S. Sardinia.*
Dat laat Sophie ons tenminste weten in een brief die ze aan boord schrijft. 
'De week was voorbijgegaan, gevlogen, het was een droom. Het was de laatste week die we in Johannesburg doorbrachten. Johannesburg, de groote goudstad, alleen staande in de wereld, omdat ze voldoet aan die groote hartstocht, die bijna iedereen in zijn klauwen krijgt. 
Goud, goud, schijn, vernis en weer goud. Toch voelden we dat we weer een stukje van ons leven, van ons zijn, achterlieten toen we Zondagsavonds 25 Julie '15 wegstoomden, nagewuifd door een groote schare, meest landgenooten, waarvan zelfs eenige met ons hadden meegeleefd en meegevoeld, ja zelfs geleden, een smart die niet zichtbaar is maar die invreet in het innerlijke van het leven, waar zelfs geen goud een geneesmiddel voor is. De handdruk en het afscheid van deze vrienden is ons een nooit te vergeten oogenblik geworden en deze vriendschap zullen we mede dragen totdat de sluiter van het Zijn zal opgelicht worden. We hadden gezellige avonden gehad die laatste week, en het kleine holland te Johannesburg had zich groot getoond, staande als een man, waarmakende "Eendracht maakt macht". Wij hoopen dat deze eendracht zoo zal blijven, want door te staan als een man, vast als één stuk, kan alleen het "Ik zal handhaven" worden waargemaakt.
Nadat de trein was afgegaan, zaten we eenige minuten stil, we konden niets zeggen, zelfs de kinderen voelden de emotie van het weggaan. "Wat een afscheid vrouw, hoorde ik mijn man zeggen, en het was me niet mogelijk iets anders te kunnen uiten dan het kleine woorden "ja".
Maar tijd stoort zich aan geen aandoeningen, we stoomden voort en voor we het wisten stopten we te Germiston. 
De kinderen begonnen te vragen, "Vader, waar zijn we nu, of moeder wat is dat", en wij ouderen waarvoor zoo heel weinig nog nieuw is, keerden terug tot de werkelijkheid.
Weldra kwam vriend Huizinga ons bezoeken, die een plaats naast onze coupé had, en al gauw was "de toekomst" het onderwerp. Tot ongeveer 10 uur praten we zoo voort totdat onze bedden werden gespreid en wij allen weldra in droomenland waren verdwaald. 
De spoorreis ging kalm voorbij en 's maandags 's morgens 7.30 stapten we te Durban uit. Cook's man kwam ons vertellen dat de boot nét in was, we moesten dus voor die nacht in een Hotel. We brachten de kinderen naar bed, en gingen toen samen wat slenteren langs het strand. 
Eerst vonden we het prettig, maar al gauw hoorden we "So Mr. Deys you here, or are you also a visitor here Mrs. Deys. Zelfs een man in een tentje waar een kalf te kijk lag, met 6 pooten en 2 koppen kenden ons. Langzaam liepen we naar onze tijdelijke woonplaats terug, en na nog iets te hebben gebruikt begaven we ons ter rusten.
De volgende dag hadden we het druk met allerhande kleingheden en tegen 3.30 gingen we met ons allen, dat bedoeld, vriend Huizinga daarbij, naar de boot. Tien minuten na aankomst vaarden de Umhloti af. Geen groote uittocht hadden we in Durban, alleen één goede bekende kwam om vaarwel te zeggen. J.C. Groeneveld. 
Slechts tien passagiers waren aan boord, ons eigen gezelschap in kluis. Nadat we ongeveer 3 à 4 uren hadden gevaren, kwamen we tot de ontdekking dat de lichtjes van Durban niet verder af gingen maar wel dichter bij kwamen. Niemand begreep daar iets van, en het werd hoe langer hoe geheimzinniger.'
Wordt vervolgd.

De S.S. Sardinia, gebouwd in 1902, was een vracht- en passagiersschip. Lees hier meer. 

maandag 16 januari 2023

Oktober 1931 Sophie; eenige hoofdoorzaken

Het laatste deel in Sophie's schrift is kort en eindigt helaas abrupt.
'October 31, weer eenige weken voorbij sedert ik dit schrift aanraakte. Ik las laatst nog eens na en kom tot het besef dat ik toch nog even verder moet gaan in mijn jeugd jaren, de afstand waar ik ophield met de schooljaren en de beschouwing van het leeven zooals ik het nu zie is groot, want al zijn in de jaren van meisje en vrouwzijn geen wereldgebeurtenissen gebeurd, voor mij persoonlijk hebben die jaren veel gegeven om van mij een vrouw te maken. 
Ik was nog geen 13 jaar toen ik de school verliet, lust in schoolwerk had ik niet, de economische toestand van mijn Vader was minder geworden, waardoor is door mij moeilijk te beoordeelen, denk ik nu eens terug, dan kan ik wel eenige hoofdoorzaken vinden, ik hoorden door mijn Vader veel praten over fondsen waar hij bij verloor en die verkocht moesten worden, kleine armoedige huisjes in de Zwaansteeg moesten worden geverfd en aan alles merkte ik dat het financieel niet voor de wind ging. Daarbij gaf mijn Vader veel tijd aan kerkelijke'

En daar stop het schrift, en blijven er voor het grotendeel blanco, gelinieerde pagina's over. Ze laten me met een leeg gevoel achter, ik had nog veel meer willen lezen, maar toch ben in dankbaar voor alles wat Sophie nog wel geschreven heeft. 
Ze was in die tijd niet erg gezond meer. Misschien stopte ze wel met schrijven, omdat ze zich flauw voelde, wie weet. In december van dit jaar lezen we bij Pieter dat Sophie al een maand het bed houdt en haar ups en downs heeft. Ze zal op 17 februari, dus ongeveer 4 maanden na haar laatste woorden in het schrift, overlijden, waarschijnlijk aan een hartaanval.

zaterdag 14 januari 2023

Juli 1931 Sophie ; een eeuwig oordeel

Het schrift van Sophie bevat nog meer, dus hierbij het vervolg:
'Meer dan een jaar is het nu geleden sedert ik dit schrift weer eens ter hand nam, maar veel is er in dit jaar gepasseerd en ook veel heb ik doorgemaakt maar ook heeft het leven mij rijker gemaakt, rijker in het bezit van dat wat mij dierbaar is.
Het is nu 24 Juli 1931. Met vader woon ik nu in een lief beneden huis, aan de Schiekade 156a Rotterdam, het huisje is naar ons zin, onze drie kinderen zijn de wereld in, we hebben voor ons huishouden een juffrouw, een een geheel nieuw tijdperk van ons leven is ingetreden. Het tijdperk van berusting, het leven met al zijn emotie gaat nu zonder hevige beroering voorbij, omdat wij weten, tenminste ik, als individue niet meer te kunnen meewerken met de massa, maar wij samen in gedachte met en voor onze kinderen te willen leven, hen wanneer het mogelijk en noodig is te helpen en bij te staan en mede te geven uit de ervaring van het leven, dat zij nog moeten doormaken. Wij hebben een rijke gave aan onze kinderen, en beleven met onze schoondochter een groote liefde en rijkdom, dat van uit hun diepste bezit tot over zeeën naar ons toestroomt.
Soms denk ik zal ik nog wel teruggaan naar het geschiedenisje van mijn leven waarmede ik ben begonnen, want ik van belang is het niet [?], alleen een vertelling van herinneringen, voor onze kinderen aardig om later nog eens te lezen. Ik besprak eens met ons drietal het idee "het eeuwige leven", en zei hen toen, ja weten jullie hoe ik daarover denk, de dingen die van ons uit ons binnenste tot ons komen en die wij met elkaar bespreken, planten jullie later weer voort aan jullie kinderen, en deze weer aan hun kinderen en zoo gaan die gesprekken die onze ziel aandoen en van geslacht op geslacht gaan. 
Mijn jeugd ging wat wij tegenwoordig zouden noemen, saai en doorvoorbij. Ik heb een paar goede ouders gehad, een conservatieve Vader en een eenvoudige Moeder, die volgens het toenmalige begrip in haar echtgenoot zag, haar heer en meester en echtgenoot door God gesteld al[s] haar hoofd en het hoofd van het gezin. 
Mijn Vader heerzuchtig, zijn wil was gebod mijn moeder boog daarvoor en wij mijn zuster en ik volgde in het geloof van onze opvoeding dat het zoo hoorde, bij alle kennissen en familie waar wij mee omgingen, was het ook zoo. Heel dikwijls kwam ik in opstand en reeds als kind onder tien jaar zat ik in mezelf hiertegen sputteren en was ik heel ontevreden en zelfs bitter tegen mijn ouders omdat dit of dat, wat anderen kinderen van school of van de muziekschool wel mochten. Later begreep ik dat de ouders van die kinderen ruimer waren in hun opvattingen, maar voor een kind zooals ik met veel opmerkingsgave, en daardoor reeds diepe kindergedachten, gaf die strenge opvoeding vooral van mijn Vader mij reeds een groote strijd. Altijd zedenpreken, overal werd de vervloeking Gods bij gehaald, of werden wij er opgewezen dat en een eeuwig oordeel was en er slechtst één weg was die ten leven bracht. En als ik dan durfde vragen of zeggen: maar als wij dan eeuwig zijn verdoemd dan kunnen we dat toch niet helpen, dan ging Vader met ons bidden, dat de Heere toch onze harten mocht openen om hem te leeren kennen. Van dat alles begreep ik niets want dacht ik erover dan was alles tegenstrijdig voor mij en dikwijls in groote angst voor het Gods oordeel, deed ik mijn best die dingen te vergeten en aan iets anders te denken. 
Van muziek hield ik veel en reeds toen ik 7 jaar was, ging [ik] op de muziekschool van de Maatschappij tot bevordering van toonkunst. Een heele vlijtige leerling was ik daar, ik had een goede stem en zingen was mijn lust en mijn leven. Mijn Vader hield ook heel veel van zingen en als hij zat te vertellen van zijn oude schoolmeester Dijkerman, die ook zoo prachtig kon zingen en altijd eerst aleen op sol-re-mi voorzong, dan de kinderen soms 2 stemmig moesten meezingen, dan genoot ik en at als ik het ware de verhalen die mijn Vader deed, die Vader die ik vereerde en hoogachte.'

vrijdag 13 januari 2023

April 1930 Sophie (1 bis bis); om hen zalig te maken

En we lezen weer mee met wat Sophie in haar schrift schrijft:
'2 maal per jaar gingen allen tesamen, meisjes en jongens naar de kerkzaal, dit was altijd een evenement, want dan was het verdere van den dag vrij. Wij kregen dan een mooie jurk aan, een schoone schort voor, haar netjes met een mooi lint, en waren 's morgens vol verwachting, wat de andere meisjes aan zouden. Klas voor klas, twee aan twee gingen wij naar die zaal toe, diep onder den indruk van het gewichtige. Ds. Verhoef deed steeds de reden, er werd orgel gespeeld en ook wel mooi gezongen, soms kwam er een zendeling die vertelde van arme kinderen en vol devotie zong ik mee van die Jezus die ook voor de heidenen was gekomen om hen zalig te maken. Aan de deur werd gecollecteerd ten voordeele van de heidenen, en meenigmaal moesten wij op handwerkles, het een of ander maken dat dan diende voor dekking van het lichaam van die menschen die in het verre Oosten daar naakt liepen en afgoden aanbaden. 
Heel streng was het op school, de discipline schoefde de kinderen te samen, en hoewel ik slechts in enkele vakken, zooals natuurkunde, oude geschiedenis, zingen en rekenen lust had, was ik verder een lastige leerling. Waar ik kon maakte ik het lastig, alles bedacht ik, de meisjes aan het lachen te brengen, en zat dan zelf met een slaak gezicht, onschuldig naar de onderwijzeressen te kijken. 
Onredelijk verbieden of straf geven door de onderwijzeressen aan de kinderen, bracht mij steeds in opstand en moest er hier over iets worden gezegd, dan was ik steeds het aangewezen kind, dat naar "de juffrouw" durfde gaan voor beklag. 
Zoo heb ik menigmaal straf gehad, dat niet door mijn schuld was veroorzaakt, maar de geheele klas stond steeds achter mij, en moest ik school blijven, dan hielpen mij allen. Sommigen droegen boeken of mijn tasch en dikwijls ben ik tusschen de meisjes in uit de klas geslopen.'

April 1930 Sophie (1 bis); steeds onder dezelfden druk

 
Sophie vervolgt het optekenen van haar jeugdherinneringen.
'Mijn schooljaren waren voor mij moeilijk, want Sophietje en de schrijfster waren een en dezelfde persoon en daar ik reeds jong een zelfstandig idee had, laten wij nu Sophietje loopen en zal ik trachten mijn herinneringen op te frisschen en verder van mezelf gaan vertellen. 
Ik ging dus naar de groote school, werd 's morgens daar heen gebracht door Caspar, een knecht die reeds voor mijn geboorte bij mijn vader in dienst was. in mijn herinnering zie ik hem als een heel lange magere man roodachtig smal gezicht, licht rood blond krullerig haar; meestal nam hij mij op een schouder en met een verwaand gevoel zat ik daar dan met mijn broodtrommel stevig tegen me aangedrukt, de inhoud bedroeg meestal 2 à 3 dunnen witte sneedjes brood met basterd suiker, Caspar had in zijn zak mijn fleschje met melk dat ik moest leegdrinken bij dat boterhammetje. Van 12 tot 1.30 zaten de meisjes die overbleven in het keukenlokaal, onder toezicht van een juffrouw die moest zien dat wij netjes aten en geen ondeugd uitvoerde. 4 uur ging de school uit, er was een concierge die aan de hoofddeur stond, heel diepknipte tegen de Pa's of Ma's die de kinderen kwamen halen een knikje over had voor de kinderjuffrouwen, en geen notie van de dienstbodes of knechts, die de kinderen kwamen halen. 
De dagen gingen voort steeds onder dezelfden druk van op school zijn, zij begonnen 9 uur met gebed, zoet zijn, gedachten richten naar het werk, 12 uur danken, netjes naar huis en de kinderen die niet overbleven, 3 minuten voor half 2 weer op school zijn, en voor alees verder hetzelfde, bidden en soms een versje zingen, leeren, luisteren, zien, danken naar huis en 's avonds thuis nog schoolwerk. Het was een deftige school en de leerlingen moesten vooral worden groot gebracht om later nog deftiger menschen in de maatschappij te worden. Het onderwijs was uitstekend, de meisjes werden klaar gemaakt tot ontwikkelde jonge vrouwen, met de grondgedachte dat zij eenmaal klaar zouden staan, haar positie als vrouw en moeder te kunnen volbrengen in een deftig gezin. In iedere klas waren 2 onderwijzeressen, het klasse jaar duurde van Juli tot in het volgende jaar Juli. Zoodat men 2 jaar in een klas doorbracht. Reeds in de eerste klas werd als vreemde taal Fransch geleerd, in de derde klas, kwam Duitsch daar bij, en in het tweede deel van de 4de klas begon men met Engelsch erbij. Behalve het nederlandsch werden deze drie vreemde talen voortgezet in de verdere klassen, dat was dus 5 en 6. Voor het onderwijs was speciale onderwijzeressen, landsvrouwen en gedurende de uren van de talen onderwijs, werd de taal van dat land gesproken. In de 6de klas werd Fransch, behalve bij Aardrijkskunde als voertaal gebruikt. 
In de hoogere klassen werd uitstekend handwerk onderwezen, z.a. naaien - fijn en grof, borduren, breien, haken en veel handwerk dat in die jaren smaak was. Les werd hierin gegeven door Juffrouw de Vries, een reeds bejaarde dame die een diepe groove stem had en steeds gromde en bromde. Prettige uren waren voor mij de gymnastiek uren, maar ik was een zwak kind, en menigmaal kon ik daardoor niet meedoen. Zangonderwijs kregen wij van den Heer Ruigrok, een uitstekend musicus, maar als ik nu zijn lessen nagaan, ben ik mezelf bewust dat hij niet uitmuntte als peadagoog. Toch brachten wij het tot het zingen van Cantate en 2 à 3 stemmige liederen waar ik altoos voor werd aangewezen de solo's te zingen. 
Teekenen leerden we onder leiding van de toen zeer gunstig bekend staande schilder Lockhorst.*
Wij teekende in kleuren, kregen voorbeelden, maar ik was een slechte leerling in dit vak, en ik was steeds dankbaar als deze uren voorbij waren. 
In de lagere klassen wed godsdienst onderwezen door Mijnheer Beumer, een aardig nietig mannetje, in de hoogere klassen door ds. Verhoef een zeer gezien predikant, beiden lid van de Ned. Hervormde kerk. De Marnixstichting behoorde ook aan deze kerk, en ook de leerlingen waren kinderen van ouders die aan deze kerk behoorde.'
Wordt vervolgd.

* Sophie bedoelt hier waarschijnlijk Dirk van Lokhorst (1818-1893) die zijn hele leven als kunstschilder werkte in Utrecht. Hij schilderde vooral landschappen en vee en gaf inderdaad les. 

woensdag 11 januari 2023

April 1930 Sophie (1); dat akelige wijf

We schrijven 1930 en toch maak ik een uitstapje naar 1914 toen Els, mijn oma Es, op de Hollandsch-Indische School zat in Padang. Van haar vader, die hoofd van deze school was, kreeg Els zangles. Soms zong zij dan stiekem de tweede of derde stem. Pa liep dan tussen de banken door om uit te zoeken wie dat deed, maar als hij in de buurt kwam, zong Els weer gauw met de anderen mee. Zo heeft Pa nooit geweten wie er zo bijdehand was (en muzikaal!). Deze anekdote sluit mooi aan op iets dat Sophie in 1930 opschrijft.
Zij start 4 maanden voor het huwelijk van Els en Frits ook een soort dagboek, misschien wel om aan haar oudste zoon en aanstaande schoondochter te geven. Aan de binnenkant van het omslag staat 'April 1930' geschreven (en 'k.k. 68 cent'). Het begint als volgt:
'Jaren geleden werd er te Utrecht op den derden dag van Januari, het was Vrijdag, 's middags om 5 uur een kind geboren, een meisje, dat later zou leven onder de naam van Sophie Hendrieka. Zooals het met bijna alle kindern gaat groeide dit kind op, schreeuwde en volgens een oude baker zou zij zeker een goede stem krijgen. Totdat zij 9 maanden werd, was zij steeds in de nabijheid van haar voedster een nukkige ongetrouwde boerachtige vrouw, luisterende naar de naam van "Jaantje". De schrijfster kan zich nog goed herinneren , dat diezelfde "Jaantje", eens per jaar, als het Utrechtsche Kermis was, haar moeder kwam bezoeken en dan weer terug ging naar IJselstijn. de plaats waar ze woonde, beladen met pakjes, erg huilende, totdat zich het volgende jaar weer deze geschiedenis herhaalde. Eens, het kind was toen 9 à 10 geworden, stond deze "Jaantje" aan de school op het Oudkerkhof, tot groote ergenis van Sophietje, want de schoolmeisjes hadden erg schuin gekeken en haar gevraagd "of dit haar mamma" was. Diep verontwaardigd kwam Sophietje thuis en vertelde haar moeder, dat zij dat akelige wijf nooit meer wilde zien. Of dit heeft geholpen weet zij niet meer, maar wel weet ze dat "Jaantje" later in haar herinnering is weggevaagd.
Groote bizonderheden zijn er in haar jeugd niet gebeurd. Haar moeder was een lieve eenvoudige vrouw, aan haar werden de smarten van het leven niet gespaard, de kinderen die zij ter wereld bracht, gingen meestal na 2 à 3 weken weer heen. Zoodat het gezin niet grooter werd dan bestaande uit Vader, Moeder, Petronella en Sophietje. Tot op heden is Petronella haar eenige zuster gebleven, ook zij is wat men noemt de wereld ingegaan, heeft zich ook in de dienst van de menschheid gesteld en heeft zich in de latere jaren aan het onderwijs gegeven waar zijn nu nog te Durban in Zuid-Afrika werkzaam is. 
Reeds op driejarige leeftijd was Sophietje's haar grootste liefhebberij plaatjes zien en versjes opzeggen.
Gekleurde prentenboeken waar een groot bezit, dat boek werd opengelegd op tafel en staande op een stoof wees zij met haar linker wijsvinger aan waar de gedichtjes stonden, de versjes kende zij aleen van buiten, en familie of vrienden kregen den indruk dat dit kleine zwakke kind van drie jaar reeds kon lezen.
Een geschiedenis dat zij zich nog heel goed herinnert, hoorde zij haar Vader later vertellen. Zij was een[s] uit rijden geweest met een paar oude dames, naar de Wageningsche berg, zij hadden na een paar uur te hebben geloopen gaan rusten in het Hotel dat toen daar was gebouwd. Juffrouw Daadje [?], de jongste van de twee dames, zei: nu zijn we bovenop de Wageningsche berg, en Sophie met haar altijd vragende stem "woont hier nu Wagenschveld" later werd dit door de ouders van het kind als zeer opmerkzaam verteld.
Toen Sophietje 7 jaar was, ging zij naar de Fransche bewaarschool waar kinderen uit den goeden stand school gingen en in de hoogste klasse onderwijs werd gegeven, voorbereidend voor de groote school. De school behoorde aan de Fransche kerkelijke gemeente. Vooral werd daar aan kinderen boven de zes jaar goed zangonderwijs gegeven en Sophietje werd menigmaal gevraagd een versje alleen te zingen, omdat zijn zuiver zong en goed wijs kon houden. Vrijdagsmiddags werd besteed met zingen, in de hoogste klasse werd tweestemmig gezonden waar Sophietje dan met de juffrouw alleen tweede stem zong.
Toen het kind 8 jaar geworden was ging zij naar de groote school op het Oudkerkhof. Dit was een christelijke school gesticht door de Marnixstichting. De school of beter het terrein was in tweeën gesplitst, het eene gedeelte was alleen voor meisjes en het andere alleen voor jongens. Het meisjes gedeelte kreeg onderricht alleen van onderwijzeressen met een directrice aan het hoofd. Deze heette "Mejuffrouw Wafers Bettinck", een strenge lelijke vrouw, toén een vrouw van middelbare leeftijd, de meeste leerlingen zagen tegen haar op als een Godin, zij was heel geleerd en kwam in de verschillende klassen 's morgens het gebed doen. Heel veel gebruikte zij voor dit gebed, een psalm gezang "Open uwen mond" en nog zie ik haar voor mij met haar scheeve mond, wijd geopend sprekende dit gebed. Wij de kinderen moesten altijd naast de banken staan, handen gevouwen, en oogen gesloten, maar menigmaal zondigde ik, keek door een kiertje van mijn oogleden, glurende naar het gezicht van onze directrice dat voor mij een bespottelijke uitdrukking had.'
Wordt vervolgd. 
 

dinsdag 10 januari 2023

Juli 1926 ; maar ik vroeg te veel

Tussen de vele krantenknipsels (over armoede in Frankrijk, dus bij 'de overwinnaars' en over het hoge aantal zelfmoorden in Boedapest - een zeer interessant stuk) schrijft Pieter dat hij op de 2de juli met het hele gezin naar Luxor gaat met 'na afloop bij Caland een rondje op Katy's slagen 1e gedeelte.' We weten inmiddels dat ze voor het tweede zal zakken. Pieter plakt zijn recensie van het avondje in het theater erbij. 
Het gaat om het tweede deel van De Tragedie der Liefde met de titel De Gravin van Parijs. Pieter noemt het 'een spannende geschiedenis met mooie dramatische momenten.' Alles best maar:
'Op het tooneel de Hongaarsche tenor "Oscar Huszar". Hij heeft een goede stem, maar spreekt nagenoeg geen woord verstaanbaar uit.'
Ik vind op internet niets over deze tenor, dus ik denk niet dat hij een bijzondere carrière heeft gekend.
Dan plakt Pieter een advertentie in, met een veelzeggende 'hint' in de rechterbovenhoek: een monogram van een kleine P met punt in een grote D. 
Pieter schrijft erbij:
'Op 26/6/26 eerste afrekening van "In den Specht" voor een serie advertenties door mij ontworpen, zoowel model als tekst. Ze zullen later in pamfletvorm verschijnen. Dit was No. 16.'
Zo'n pamflet heb ik inderdaad ook in het archief, maar opvallend genoeg is hier het monogram vervangen voor een logo van Keuzenkamp!

Onder de advertentie die in Voorwaarts is verschenen, blijkt dat Pieter het misschien niet helemaal naar zijn zin heeft in zijn werk, of altijd beter probeert. Er is een advertentie ingeplakt:
'Aan een beteekenisvolle Dagbladonderneming vaceert binnenkort de functie van DIRECTEUR. Sollicitaties met uitvoerige inlichtingen in te zenden onder Z 290 aan Gebr. Schröder & Dupont's Boekhandel Adf. Adv., Amsterdam.'*
Hierbij schrijft Pieter dat hij op de 6e juli heeft gesolliciteerd, maar:
'Deze positie had ik bijna gekregen. Maar ik vroeg te veel n.l. f 8000,- vrij van belasting en 5 % van de winst.'
Aan het eind van juni, op de 29ste meldt de krant overigens: 'Bij de aardbeving op Sumatra blijkt Padang Pandjanf grootendeels te zijn verwoest, terwijl ook Solok zwaar is geteisterd.'
En dan een opmerkelijk aantal bladzijdes, want Pieter onthult 'het raadsel' van zijn eerste vlucht met het Vimy toestel samen, met generaal Snijders. En we zien zelfs een foto!

Hierbij gaat een uitgebreid artikel van 4 augustus 1919 met het hele verhaal van de ontvangst van de piloot of 'Engelschen Oceaan-vlieger Sir John Alcock' (in het artikel steeds gespeld als Alcocq) die met de trein in Amsterdam werd verwelkomd en een zegentocht door de stad maakte. Er waren hierbij heel wat notabelen op de been, waaroder:
'bestuursleden der E.L.T.A., luitenants Plesman en Hofstee; voorts den algemeen-voorzitter der tentoonstelling Generaal Snijders, en den heeren Lebret en Merens, directeuren, en Deys, onder-directeur van Vickers-House te 's Gravenhage, hetwelk de ontvangst aan het station georganiseerd had.'
De ontvangst was in de wachtkamer van de 1e klas (nu restaurant), waar de Engelse luchtheld door burger-weesmeisjes met een reusachtig bloemstuk werd begroet. Daarna stapte hij in een auto met gevolg voor een zegentocht die uiteindelijk aan de andere kant van het IJ zou eindigen. Daar kreeg hij een 'noenmaal' aangeboden met een tafelrede van generaal Snijders. Er waren ook nog lovende woorden van een wethouder en een reactie van de piloot, Sir John, die zei:
'misschien iets groots te hebben gedaan, maar, zoo zeide hij, dat heb ik gedaan als passagier van het Vickers-toestel,aan welks hoog opgevoerde techniek de mogelijkheid der Oceaan-vlucht te danken is.' 
Na het 'noenmaal' werden enkele vluchten over een deel van de stad gemaakt met het Vimy toestel en daaraan heeft dus ook Pieter deelgenomen. 
Ondertussen landde er een ander Vickers toestel dat diezelfde morgen uit Engeland was vertrokken, met enkele journalisten aan boord. Er waren demonstraties en een luchtshow. 'Op de de Ruyterkade en langs den Westerdoksdijk stond het zwart van de menschen en de vliegmachines "waren den ganschen dag niet van de lucht".'
Er is een kort fimpje van deze gebeurtenis. Kijk en geniet hier
En met deze 'laatste onthulling' zijn we aan het eind van het dagboek, nou ja, er volgt nog een hele trits lege bladzijden en er liggen wat losse knipsels achterin, maar die zijn in mijn ogen niet veelzeggend. 

* Schröders & Dupont's was een boekhandel (met kunstzaal) aan het Rokin (nr. 30) in 1932 verhuisde het naar de Keizergracht 516. Begin '44 stond F.J. Dupont aan het hoofd van wat toen een van de belangrijkste boekwinkels van Amsterdam werd genoemd.  


1880-1945; Pieters cv 1893-1915

Het is weer eens tijd voor een update van de informatie rond Pieter Deys. Ik probeer zijn 'werkzame' leven op een rijtje te zetten e...