Als schrijver van dit blog ben ik maar een doorgeefluik. Het gaat hier om een deel van de geschieden

Mijn foto
Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Als schrijver van dit blog ben ik maar een doorgeefluik. De informatie komt van foto's en brieven van Pieter Deys (1880-1945), de vader van Katy (1904-1977) Frits (1906-1949) en Adolf (1908-1940). Pieter was getrouwd met Sophia Draaijer (1872-1932). Frits trouwde met Els Nelson (1908-2004). Zij kregen 4 kinderen, mijn vader Henk (1932-2023), Willem (1934? als baby overleden), Bob (1935) en Els (1937).

dinsdag 24 januari 2023

1935 zonder maand (2); de rubriek 'm.l.'

Kijk aan, de brief aan de betachterkleinzoon is dan wel afgebroken, maar er ook nog een aanzet, of een soort concept. Het beslaat slecht anderhalve pagina en heeft dit keer geen copyright vermelding.
'Brieven aan den Kleinzoon van mijn Kleinzoon I
Beste Jongen, wanneer je deze brieven in handen krijgt om te lezen zullen de uitgebeitelde gedeelten van mijn grafsteen reeds verweerd en met mos overgroeid zijn en zal ik een illustratie zijn van de bloem waar de psalmdichter van spreekt in Ps 103:
"Men kent, men vindt haar standplaats zelfs niet meer."
Welke reden kan nu je bet-overgrootvader hebben met post mortems als deze, waar hijzelf het beste bewijs is van de vergankelijkheid der dingen? Dat zal ik je zeggen, m'n jongen. Ik wil het vergankelijke nog een wijle rekken. Als ik nu b.v. iets lees over de Egyptenaren van vijf à zeven duizend jaar her, dan kan ik je met behulp van photografieën, bibliotheken, museums en het lidmaatschap van een reisvereeniging heel veel van het onderwerp Oud Egypte te weten komen. Het allereerst valt dan op dat zij kundige en koene bouwmeesters waren, veel aan godsdienst deden en zeer vernuftig waren in het balsemen en preserveren hunner dooden.'
En daar laat Pieter het weer bij. Zo hebben we allemaal wel ergens projecten liggen die slechts een aanzet/aantekening zijn of vaag omschreven idee bevatten. Zou dit er ook een zijn? Pieter schrijft namelijk nog 'een brief'. Misschien is het een opzet voor een lezing in de loge? Daar heb ik namelijk nog een voorbeeld van, maar dat is een hele lange tekst die misschien later nog wel eens volgt. Nu alleen even deze:
'Wij vijftigers
Zoo lang we nog geen zestig zijn behooren we tot de vijftigers - misschien noemen we onszelf. " 'n goeie vijftiger" of "net even in de vijftig", maar in elk geval classificeeren wij onszelve nog over de rubriek 'm.l.' en voelen ons, zooals de geeikte term luidt, nog .... in de kracht van ons leven. En hoe minder we in den spiegel kijken, hoe langer we nog allerlei illusies behouden. 
Als de jongere familieleden en kennissen beginnen te zeggen: 'Nou, je houdt je nog goed' of 'Wat zie je er nog goed uit', dan geeft dat kleine woordje 'nog' stof tot nadenken. Dat wil eigenlijk zeggen dat men al lang verwacht had je in een rolstoel gekluisterd te zien, of minstens om je aan den arm van een verpleegster tegen te komen, al kuchende in het zonnetje op een singelwandeling. We zien er dus nog goed uit....voor onzen leeftijd. Gelukkig. Maar de stempelinkt die Vader Tijd gebruikt is intusschen niet radeerbaar, en hoe jeugdiger, gezond en sterk we er ook uitzien, voelen en doen, en al springen we menig blasé, lusteloos dertigertje nog over den kop, toch zal men van ons alles knap vinden....voor onzen leeftijd.'
Het is duidelijk een aanzet, omdat er achterop nog aantekeningen zijn gemaakt: 
Achterop staan nog wat aantekeningen:
'Inmiddels zegt men niets van die:
Kortademigheid
kammen ons haar over het kale plekje
verzwijgen rheumatiekscheut en doen of we géén pijntje in onze groote-teenknobbel hebben.'
Maar of deze 'lezing' ooit het licht heeft gezien, weet ik helaas niet.  

maandag 23 januari 2023

1935 zonder maand (1 bis bis); la-di-da-da menschen

Natuurlijk is Pieter nog niet uitgeschreven. Het is interessant om te zien wat hij belangrijk vindt om over te dragen. 
'Welaan dan: 's morgens staan we op. Dat is heel eenvoudig gezegd, maar wat beteekent het eigenlijk? Nu moet je je niet voorstellen dat er ergens om 7 uur of 8 uur een groote alarmklok afloopt en alle menschen in het geheele land gelijktijdig opstaan. Verre van dat! Reeds dadelijk doet zich hier de noodzaak voor het menschendom in categorieën te verdeelen. Er zijn b.v. zeer rijke, minder rijke, bemiddelde, onbemiddelde, arme en straat-arme menschen. Er zijn vlijtige, luie, niets-meer-dan-hun-plicht-doende, zieke, oude, jonge, sleur, energieke en la-di-da-da menschen. Ook hebben wij in deze tijd een soort die niet zal kunnen, n.l. menschen die graag willen werken maar daarvoor niet in de gelegenheid worden gesteld.'
Hier schrijft Pieter op de verder lege linkerpagina in potlood bij:
'Onbetrouwbare opgave van slechts 16 landen eind 1934: 18.504.600 werklozen' En vervolgens:
'En verder alle variaties tusschen verstandig en olie-dom, tusschen zindelijk en vuil, enz. 
Nu kun je begrijpen dat uit de hier genoemde kwaliteiten verschillende combinaties zijn te maken. Men kan b.v. rijk zijn en lui, arm en vlijtig, onbemiddeld en plicht-sleurig, rijk en energiek, straatarm en vadsig, enz.
Behoor je nu tot de categorieën van zeer rijk tot bemiddeld dan màg je opstaan wanneer je wil, behoor je tot de drie laatsten, dan mòet je opstaan wanneer je nìet wil. Een straatarm mensch wordt bij het aanbreken van de dag door een politieagent onder een brug vandaan geschopt, van een bank, uit een tramhuisje of portiek verwijderd. Een arm mensch moet gaan bedelen of werk zoeken. Een werklooze moet gaan stempelen. De onbemiddelden moeten naar hun werk en moeten daar op een vastgesteld uur zijn. Menschen die in kantoren werken beginnen om 9 uur, in winkels om 8 uur, degenen die werkzaam zijn in de levensmiddelendistributie beginnen meestal eenige uren vroeger, evenals het tram- en treinpersoneel.'
En ook hier staat op de linkerpagina een aantekening: 'Hoe is bed en slaapgelegenheid?'
'In vele bedrijven hebben de organisaties der arbeiders een 8-urigen werkdag weten te bedingen. In mijn jeugd waren die tijden heel anders en waren dagen van 14 uren geen zeldzaamheden. Ook het kantoorpersoneel werd in die dagen zeer slecht gehandeld en avondwerk was ook daar meer regel dan uitzondering. 
Nu ben ik er in het geheel niet zeker van dat ik hier niet verschillende termen heb gebruikt waar je niets van snapt. Als jullie daar in mijn 65-jarig verschiet in een geordende staat leven, dan weet je niet eens wat de beteekenis is van de woorden arm en rijk op menschen toegepast. Wellicht weet je niet eens wat geld is.  Dat zou in 't geheel niet ommogelijk zijn, maar toch zou het me wel iets te ver voeren als ik dat allemaal haarfijn moest uitleggen. Toch dien ik er tot goed begrip van den geheelen samenhang wel iets van te zeggen. Ik wil daarbij een oud rijmpje aan de vergetelheid ontrukken:
Heb je geld dan kun je huizen bouwen;
Heb je 't niet, dan moet je steenen sjouwen.
Heb je geld dan doe je wonderen;
Heb je 't niet dan is 't donderen!
Geld is bij ons een ruilmiddel, zooals dat nu reeds gedurende eenige duizenden jaren bij de beschaafde volken in zwang is.
Goud is er de basis van maar dat blijft in de banken die met dien goudvoorraad als onderpand geld in papieren biljetjes uitgeven waarop zij erkennen 10, 20, 25, 50, 100 of meer guldens schuldig te zijn. Met die papiertjes betalen wij elkaar onderling. Er zijn menschen die probeeren om die z.g. bankbiljetten na te maken. Die noemen wij 'vlasche munters' en worden die menschen gepakt dan worden zij gestraft met eenige jaren vrijheidsberooving in een gebouw dat wij een gevangenis noemen. Voor kleinere bedragen gebruiken wij zilveren muntstukken en ook brons. De omgang met dat ruilmiddel karakteriseert de menschen in deze volgorde: verkwistend, royaal, normaal, zuinig, krenterig, gierig, vrekkig. De diensten die wij elkaar bewijzen worden vrij redeloos op 'n bepaalde waarde geschat en dan in dat ruilmiddel omgezet.'
Hier eindigt de brief. Ik denk dat er andere zaken voorgingen en dit project verder is blijven liggen. Maar het heeft de betachterkleinzoon dan misschien niet bereikt, het is toch nog jaren na de eeuwwisseling onder de ogen van verre familie gekomen. 

vrijdag 20 januari 2023

1935 zonder maand (1 bis); in omgekeerde richting imbeciel.

Hoe was het in het jaar 1935 of eigenlijk in het leven van Pieter? Hij probeert het een en andere duidelijk te maken aan zijn bet-achter-kleinzoon en is daarbij flink lang van stof.
'Edoch, het houden van philologische bespiegelingen was nu juist niet een der vele onderwerpen die mijn aandacht vroegen toen ik aan dezen brief begon. Mijn gedachtengang daarbij liep in heele andere banen. Laat ik trachten je mijn bedoeling duidelijk te maken. Als ik in geschiedkundige boeken lees van de Egyptenaren, de Babyloniërs, de Meden en Perzen, de Grieken en Romeinen, dan trekken aan mijn geestesoog tal van gebeurtenissen voorbij; vooraanstaande personen uit die perioden, doemen op en ik stel ze me voor kort, lang, mager, dik, met of zonder baard, zie ze in hun volle pracht en glorie in de tempels en gebouwen waarvan ons de ruïnes zijn overgebleven en probeer me in te denken hoe die menschen leefden. En juist dit laatste is zoo lastig. Men kan zich gemakkelijker een veldslag met ouderwetsche wapenen indenken dan zich voorstellen hoe Sabherib, Darius, Cleopatra, Ramses, Socrates of Julius Caesar sliepen, toilet maakten, aten, werkten, zich verpoosden, hun dag indeelden - kortom hoe zij leefden wanneer er geen veldtochten waren, pyramiden werden gebouwd, wijsbegeerte of staathuishoudkunde werd beoefend. 
Uit graven en opgravingen bereiken ons allerlei voorwerpen uit het verre verleden waaruit allerlei geleerden allerlei conclusies trekken, maar dat is niet altijd zeker weten. 
Nu is mijn opzet met deze brieven m'n beste jongen, je een idee te geven hoe ons tegenwooordige leventje reilt en zeilt, want ik durf op grond van eigen ervaringen wel beweren dat het dagelijksch leven en vele zeden en gewoonten in jouw tijd grondig zullen verschillen van ons tegenwoordig bestaan. Ga maar eens na: ik ben nu 54 jaar; bij mijn grootmoeder heb ik nog zwavelstokken en later pas lucifers in gebruik gezien en mijn grootvader had nog een z.g. tondeldoos met steen en vuurslag om zijn pijp aan te steken. De verlichting geschiedde met petroleumlampen. MIjn grootouders herinnerden zich nog de opening van spoorlijn Amsterdam-Haarlem en nauwelijks honderd jaar later moet de stoom zich met hand en tand verdedigen tegen middelen van tractie. Laat mij eens opsommen de uitvindingen die hun invloed op ons dagelijksch leven hebben doen gelden en die in minder dan een halve eeuw elkander snel opvolgden. In mijn jeugd begon de strijd tusschen gas en electriciteit. Het rijwiel was toen ook nog in de kinderschoenen en een luxe-artikel inplaats van algemeen vervoermiddel. De eerste auto zag ik in 1890. Ook de telefoon is eerst in mijn tijd een algemeen communicatiemiddel geworden. De gramofoon was een vinding die op de Fransche Academie als een soort buiksprekerij werd gehoond. De fotografie kreeg ook eerst in de laatste helft der 19e eeuw vasten grond onder de voeten. De rotatiepersen hebben het tegenwoordige dagbladbedrijf mogelijk gemaakt. Toen Bleriot in 1909 over het Engelsche Kanaal vloog en en onderzeebooten begon te bouwen, sloeg het menschdom van verbazing de handen ineen en meenden de geloovigen dat het einde der wereld nu wel spoedig kon worden verwacht. De film was een even groote bron van verbazing, evenals de radio en televisie. Dit laatste is, terwijl ik dit schrijf, nog niet algemeen, maar zal het wel zijn als je dit leest. En deze opsomming behandelt nog maar alleeen de meeste voor de hand liggende zaken. De ontwikkelingsgeschiedenis van elk deze vindingen beslaat boekdeelen in onze bibliotheken, dus je kan wel nagaan dat ik volstaan moet met de bloote noteering der feiten. 
Van de enorme vooruitgang en de belangrijke ontdekkingen op het gebied der phycien, chemie, astronomie, bacteriologie en in zoovele andere vakken, zoomede de toepassingen daarvan, kan je eveneens lezen in de bibliotheken voornoemd. 
Ik wil je alleen maar beschrijven datgene wat gewoonlijk nooit in de geschiedkundige boeken te vinden is - ons leventje van alle dag. Daarbij zullen allerlei toelichtingen over maatschappelijke verhoudingen noodig zijn, anders begrijp je niet waarom de een zijn dag begint 's morgens om 'n uur of vijf, terwijl een ander in zijn bed ligt tot in den namiddag. Want gezien alles wat er in mìjn halve eeuw gegroeid en veranderd is, en dat mijn bet-overgrootvader mij in een krankzinnigengesticht zou hebben doen opsluiten als ik hem verteld kon hebben van al de dingen die in 1935 heel gewoon zijn, evenzoo zullen in jouw tijd de verschillen met vandaag zóó enorm zijn dat je ons in omgekeerde richting imbeciel zult vinden.'

donderdag 19 januari 2023

1935 zonder maand (1); ach, m'n jongen

Hij heeft er zelfs 'copyright' bij gezet, onder de kop: Brieven aan mijn Bet-Achter-Kleinzoon door P.D.! Ik heb het in ieder geval genoteerd. Opvallend vind ik overigens dat het hier alleen een kind van vader op zonen betreft, moeders en dochters worden als vanzelfsprekend (?) uitgesloten. Maar vooruit, omdat het toch niet zover gekomen is, kan ik er niet mee zitten.
'Beste Jongen,
Mijn kleinzoon is nu twee jaar oud en wij schrijven A.D. 1935. Trouwt dat jonge mensch op zijn 25e jaar en krijgt hij een zoon die op zijn beurt in zijn 26e jaar een zoon zou krijgen dan zal jij geboren worden in 1985. Laten we verder aannemen dat jij op 15-jarige leeftijd deze brieven met belangstelling kunt lezen, dan zijn wij dus in het jaar 2000 van de nu nog in vele landen gebruikelijke christelijke jaartelling. Maar misschien is dan alles anders geworden en schrijven jullie dan in plaats van A.D. 2000: A.B. 150. (Bellamy werd namelijk geboren in 1850 en schreef een boek dat speelt in 2000).*
Volgens genoemden Bellamy leven jullie dan in een heilstaat. De woorden gebrek, zorg, concurrentie, diefstal, corruptie, prostitutie, honger, egoisme, uitbuiting, faillissement, staking, uitsluiting, e.d. zijn jullie onbekend en moeten voor hun beteekenis en spelling worden opgezocht in Marchand's Miraculeus Manual der Nederlandsche Taal.
Reeds bij den aanhef van dezen eersten brief begin ik te beseffen hoe moeilijk het is om aan jou, m'n beste knul, een begrijpelijke brief te schrijven, want ik spreek daar gewoonweg van Marchant alsof jij weet wie dat geweest is, terwijl hij, nu je dit leest, even onbekend en onbemind als schrijver dezes, ergens in een vergeten hoekje, verteerd en vergaan ligt uit te rusten van taal- en andere beslommeringen.**
En bovendien is het mogelijk dat je Nederlandsch alleen leert zooals wij nu Latijn en Grieksch leeren, d.w.z. als z.g.n. doode taal, want wie weet, spreekt men in het jaar 2000 nog maar uitsluitend Volapük, Engelsch of Esperanto. 
Ach, m'n jongen, we leven zoo vlug en vergeten zoo gauw, want zelfs ten tijde dat dit geschreven wordt zijn mijn tijdgenooten alweer vergeten dat evenals Dr. Zamenhoff met zijn Esperanto, er ook eens een zekere priester leefde, genaamd J.M. Schleijer, die in 1879 A.D. ook al met hooge idealen bezield, een gemeenschappelijke taal samenstelde, waaraan hij den naam Volapük gaf.*** Vijftienduizend woorden heeft die goede man uitgedacht, meest éénlettergrepig, maar al dien arbeid bleek niet van blijvenden aard te zijn. Het Volpuk is in het vergeetboek geraakt om plaats te maken voor het meer rationeeler Esperanto.'
We zijn nu halverwege pagina 3 van de 11. Samenvatten wat Pieter zijn bet-achter-kleinzoon schrijft, is eigenlijk niet mogeijk, dus zal ik het hierna verder uitschrijven. 
 
* Edward Bellamy (1850-1898) was een Amerikaanse journalist en schrijver. In 1888 publiceerde hij de bestseller Looking Backward, waarin hij een utopisch beeld schetst van een nieuwe Amerikaanse samenleving. Lees hier meer.

** Ik kan op internet inderdaad niets over Marchant of Marchand vinden. Laat staan over het miraculeuze manual.

*** Lees hier meer over het Volapük van Schleyer (1831-1912).


woensdag 18 januari 2023

September 1915 Sophie (1 bis); het bleef bij gissen

De Umhloti, die Pieter ook noemt in een brief uit 1937 en dan in verband met het goede geheugen van Katy die zich professor Huizinga nog herinnert, is verlaten voor vervolg van de reis op de S.S. Sardina en Sophie vervolgt haar verhaal, nadat de afvaart weer een 'aanvaart' leek te worden, of het schip in ieder geval ineens stil was komen te liggen.
'Wat zou er aan de hand zijn? Misschien orders gekomen van de kust niet verder te gaan; misschien moeten we morgen terug en zal het schip worden gebruikt om troepen te transporteeren; misschien wel een submarine, en angstig werd er rondgekeken, of hier of daar misschien een peil boven water zichtbaar was. Maar het bleef bij gissen, en wij bleven stil liggen. De kapitein was ook onzichtbaar en tien uur ging iedereen naar bed, met hoop bij het ontwaken in vollen zee te zijn. Maar toen we 's morgens wakker werden lag de boot nog even vast voor anker. Eindelijk had een van de passagiers weten uit te vinden dat de kapitein zijn scheepspapieren had vergeten en deze nu moeten gehaald worden. Het was de eerste reis die hij zou doen als meester van een schip en geen wonder dat de passagiers dit begin allertreurigst vonden. 
Twaalf uur 28 Julie vaarden we ten tweede maal af en op Zondag 15 Aug. stapten alle passagiers te Colombo af. De reis was onaangenaam geweest, de boot groot 2500 ton had niets geen lading in dan 700 koelies die door het Z.A. Goevernement naar Indië werden teruggebracht. We hadden steeds meer gerold dan gevaren en allen waren dan ook overblij weer vasten grond onder de voeten te hebben. 
Eentonig is zoo'n reis, steeds water en lucht, zelfs niet één boot zagen we voorbij. De eilanden waar we voorbij kwamen vertoonden zich alleen op grooten afstand. Madagascar, Corona eilanden, Seeskels, Maldiven, gingen wij voorbij totdat we te Ceylon aankwamen. 
Nadat we in Colombo in het Grand Oriental Hotel waren aangekomen, hoorden we al gauw dat deze plaats onder 'Krijgswet" was. Evenals in Z~.A. was ook hier opstand geweest, menschen die tegen regeering en wet hadden gezondigd, omdat ze zich vrij wenschten te maken. Het eenig verschil was dat hier de gekleurden zich hadden durven verzetten en hadden getracht zich vrij te maken, vrij te komen uit de regeering van die groote natie, die steeds de zwakkeren en de kleine naties beschermt. De opstandelingen, de aanvoerders daarvan waren dan ook hiervoor gestrafd, opgehangen, omdat zij zich durfden te verzetten en aan de gehoorzame en gewillige onderdanen van het groote en steeds beschermende rijk, zoo'n slecht voorbeeld durfden geven. In Afriks waren het blanken: onderdanen die reeds sedert 1902 waren beschermd en al het vette en voordeel van die bescherming hadden genoten. En de groote natie, de stiefmoeder, kon dan ook niet begrijpen waarom de stiefkinderen durfden opstaan, dat zij een eigen bestaan konden hebben en de oudere kinderen, de voorgangers van die beschermelingen werden gestraft, zwaar gestraft, voor hun ondeugd, ongehoorzaam te zijn aan die stiefmoeder, die steeds kleine kinderen beschermt. En de ouderen krijgen gevangenisstraf en als de jongen kinderen deelden met hen het ziellenlijden daar zwaarder is dan de dood maar waardoor een kiem van nieuw leven ontstaat.'

En zo eindigt weer een schrijven van Sophie bijna midden in een zin. We lezen uit deze brief wel duidelijk dat zij zeer koloniaal gezind was, of in ieder geval heilig geloofde in het feit dat de overheerser of 'beschermende' de landen in handen had vol goede bedoelingen en niet was verblind door het goud of ander grondstoffen(?). Het feit dat zij hier de Britten verdedigt, terwijl zij zich zelf in Zuid-Afrika zo hard gemaakt heeft voor behoud van de Nederlandse taal, vind ik ook moeilijk te rijmen, maar zij had natuurlijk enige tijd in (British) India doorgebracht en dat kan van invloed zijn geweest. 
Het lijkt er in deze brief ook op dat er wel degelijk vrij definitief afscheid werd genomen van Zuid-Afrika, terwijl Pieter in zijn brief aan de premier van Groot Brittannië toch schrijft dat hij van plan is terug te keren naar Transvaal en alleen tijdelijk in Nederland is voor een ingreep van een specialist. 



dinsdag 17 januari 2023

Septemeber 1915 Sophie (1); goud, goud, schijn, vernis

We varen mee langs de Nicobaren in de Indische Oceaan. Het briefpapier is van P.& O.S.N. Co. en we zijn aan boord van de S.S. Sardinia.*
Dat laat Sophie ons tenminste weten in een brief die ze aan boord schrijft. 
'De week was voorbijgegaan, gevlogen, het was een droom. Het was de laatste week die we in Johannesburg doorbrachten. Johannesburg, de groote goudstad, alleen staande in de wereld, omdat ze voldoet aan die groote hartstocht, die bijna iedereen in zijn klauwen krijgt. 
Goud, goud, schijn, vernis en weer goud. Toch voelden we dat we weer een stukje van ons leven, van ons zijn, achterlieten toen we Zondagsavonds 25 Julie '15 wegstoomden, nagewuifd door een groote schare, meest landgenooten, waarvan zelfs eenige met ons hadden meegeleefd en meegevoeld, ja zelfs geleden, een smart die niet zichtbaar is maar die invreet in het innerlijke van het leven, waar zelfs geen goud een geneesmiddel voor is. De handdruk en het afscheid van deze vrienden is ons een nooit te vergeten oogenblik geworden en deze vriendschap zullen we mede dragen totdat de sluiter van het Zijn zal opgelicht worden. We hadden gezellige avonden gehad die laatste week, en het kleine holland te Johannesburg had zich groot getoond, staande als een man, waarmakende "Eendracht maakt macht". Wij hoopen dat deze eendracht zoo zal blijven, want door te staan als een man, vast als één stuk, kan alleen het "Ik zal handhaven" worden waargemaakt.
Nadat de trein was afgegaan, zaten we eenige minuten stil, we konden niets zeggen, zelfs de kinderen voelden de emotie van het weggaan. "Wat een afscheid vrouw, hoorde ik mijn man zeggen, en het was me niet mogelijk iets anders te kunnen uiten dan het kleine woorden "ja".
Maar tijd stoort zich aan geen aandoeningen, we stoomden voort en voor we het wisten stopten we te Germiston. 
De kinderen begonnen te vragen, "Vader, waar zijn we nu, of moeder wat is dat", en wij ouderen waarvoor zoo heel weinig nog nieuw is, keerden terug tot de werkelijkheid.
Weldra kwam vriend Huizinga ons bezoeken, die een plaats naast onze coupé had, en al gauw was "de toekomst" het onderwerp. Tot ongeveer 10 uur praten we zoo voort totdat onze bedden werden gespreid en wij allen weldra in droomenland waren verdwaald. 
De spoorreis ging kalm voorbij en 's maandags 's morgens 7.30 stapten we te Durban uit. Cook's man kwam ons vertellen dat de boot nét in was, we moesten dus voor die nacht in een Hotel. We brachten de kinderen naar bed, en gingen toen samen wat slenteren langs het strand. 
Eerst vonden we het prettig, maar al gauw hoorden we "So Mr. Deys you here, or are you also a visitor here Mrs. Deys. Zelfs een man in een tentje waar een kalf te kijk lag, met 6 pooten en 2 koppen kenden ons. Langzaam liepen we naar onze tijdelijke woonplaats terug, en na nog iets te hebben gebruikt begaven we ons ter rusten.
De volgende dag hadden we het druk met allerhande kleingheden en tegen 3.30 gingen we met ons allen, dat bedoeld, vriend Huizinga daarbij, naar de boot. Tien minuten na aankomst vaarden de Umhloti af. Geen groote uittocht hadden we in Durban, alleen één goede bekende kwam om vaarwel te zeggen. J.C. Groeneveld. 
Slechts tien passagiers waren aan boord, ons eigen gezelschap in kluis. Nadat we ongeveer 3 à 4 uren hadden gevaren, kwamen we tot de ontdekking dat de lichtjes van Durban niet verder af gingen maar wel dichter bij kwamen. Niemand begreep daar iets van, en het werd hoe langer hoe geheimzinniger.'
Wordt vervolgd.

De S.S. Sardinia, gebouwd in 1902, was een vracht- en passagiersschip. Lees hier meer. 

maandag 16 januari 2023

Oktober 1931 Sophie; eenige hoofdoorzaken

Het laatste deel in Sophie's schrift is kort en eindigt helaas abrupt.
'October 31, weer eenige weken voorbij sedert ik dit schrift aanraakte. Ik las laatst nog eens na en kom tot het besef dat ik toch nog even verder moet gaan in mijn jeugd jaren, de afstand waar ik ophield met de schooljaren en de beschouwing van het leeven zooals ik het nu zie is groot, want al zijn in de jaren van meisje en vrouwzijn geen wereldgebeurtenissen gebeurd, voor mij persoonlijk hebben die jaren veel gegeven om van mij een vrouw te maken. 
Ik was nog geen 13 jaar toen ik de school verliet, lust in schoolwerk had ik niet, de economische toestand van mijn Vader was minder geworden, waardoor is door mij moeilijk te beoordeelen, denk ik nu eens terug, dan kan ik wel eenige hoofdoorzaken vinden, ik hoorden door mijn Vader veel praten over fondsen waar hij bij verloor en die verkocht moesten worden, kleine armoedige huisjes in de Zwaansteeg moesten worden geverfd en aan alles merkte ik dat het financieel niet voor de wind ging. Daarbij gaf mijn Vader veel tijd aan kerkelijke'

En daar stop het schrift, en blijven er voor het grotendeel blanco, gelinieerde pagina's over. Ze laten me met een leeg gevoel achter, ik had nog veel meer willen lezen, maar toch ben in dankbaar voor alles wat Sophie nog wel geschreven heeft. 
Ze was in die tijd niet erg gezond meer. Misschien stopte ze wel met schrijven, omdat ze zich flauw voelde, wie weet. In december van dit jaar lezen we bij Pieter dat Sophie al een maand het bed houdt en haar ups en downs heeft. Ze zal op 17 februari, dus ongeveer 4 maanden na haar laatste woorden in het schrift, overlijden, waarschijnlijk aan een hartaanval.

zaterdag 14 januari 2023

Juli 1931 Sophie ; een eeuwig oordeel

Het schrift van Sophie bevat nog meer, dus hierbij het vervolg:
'Meer dan een jaar is het nu geleden sedert ik dit schrift weer eens ter hand nam, maar veel is er in dit jaar gepasseerd en ook veel heb ik doorgemaakt maar ook heeft het leven mij rijker gemaakt, rijker in het bezit van dat wat mij dierbaar is.
Het is nu 24 Juli 1931. Met vader woon ik nu in een lief beneden huis, aan de Schiekade 156a Rotterdam, het huisje is naar ons zin, onze drie kinderen zijn de wereld in, we hebben voor ons huishouden een juffrouw, een een geheel nieuw tijdperk van ons leven is ingetreden. Het tijdperk van berusting, het leven met al zijn emotie gaat nu zonder hevige beroering voorbij, omdat wij weten, tenminste ik, als individue niet meer te kunnen meewerken met de massa, maar wij samen in gedachte met en voor onze kinderen te willen leven, hen wanneer het mogelijk en noodig is te helpen en bij te staan en mede te geven uit de ervaring van het leven, dat zij nog moeten doormaken. Wij hebben een rijke gave aan onze kinderen, en beleven met onze schoondochter een groote liefde en rijkdom, dat van uit hun diepste bezit tot over zeeën naar ons toestroomt.
Soms denk ik zal ik nog wel teruggaan naar het geschiedenisje van mijn leven waarmede ik ben begonnen, want ik van belang is het niet [?], alleen een vertelling van herinneringen, voor onze kinderen aardig om later nog eens te lezen. Ik besprak eens met ons drietal het idee "het eeuwige leven", en zei hen toen, ja weten jullie hoe ik daarover denk, de dingen die van ons uit ons binnenste tot ons komen en die wij met elkaar bespreken, planten jullie later weer voort aan jullie kinderen, en deze weer aan hun kinderen en zoo gaan die gesprekken die onze ziel aandoen en van geslacht op geslacht gaan. 
Mijn jeugd ging wat wij tegenwoordig zouden noemen, saai en doorvoorbij. Ik heb een paar goede ouders gehad, een conservatieve Vader en een eenvoudige Moeder, die volgens het toenmalige begrip in haar echtgenoot zag, haar heer en meester en echtgenoot door God gesteld al[s] haar hoofd en het hoofd van het gezin. 
Mijn Vader heerzuchtig, zijn wil was gebod mijn moeder boog daarvoor en wij mijn zuster en ik volgde in het geloof van onze opvoeding dat het zoo hoorde, bij alle kennissen en familie waar wij mee omgingen, was het ook zoo. Heel dikwijls kwam ik in opstand en reeds als kind onder tien jaar zat ik in mezelf hiertegen sputteren en was ik heel ontevreden en zelfs bitter tegen mijn ouders omdat dit of dat, wat anderen kinderen van school of van de muziekschool wel mochten. Later begreep ik dat de ouders van die kinderen ruimer waren in hun opvattingen, maar voor een kind zooals ik met veel opmerkingsgave, en daardoor reeds diepe kindergedachten, gaf die strenge opvoeding vooral van mijn Vader mij reeds een groote strijd. Altijd zedenpreken, overal werd de vervloeking Gods bij gehaald, of werden wij er opgewezen dat en een eeuwig oordeel was en er slechtst één weg was die ten leven bracht. En als ik dan durfde vragen of zeggen: maar als wij dan eeuwig zijn verdoemd dan kunnen we dat toch niet helpen, dan ging Vader met ons bidden, dat de Heere toch onze harten mocht openen om hem te leeren kennen. Van dat alles begreep ik niets want dacht ik erover dan was alles tegenstrijdig voor mij en dikwijls in groote angst voor het Gods oordeel, deed ik mijn best die dingen te vergeten en aan iets anders te denken. 
Van muziek hield ik veel en reeds toen ik 7 jaar was, ging [ik] op de muziekschool van de Maatschappij tot bevordering van toonkunst. Een heele vlijtige leerling was ik daar, ik had een goede stem en zingen was mijn lust en mijn leven. Mijn Vader hield ook heel veel van zingen en als hij zat te vertellen van zijn oude schoolmeester Dijkerman, die ook zoo prachtig kon zingen en altijd eerst aleen op sol-re-mi voorzong, dan de kinderen soms 2 stemmig moesten meezingen, dan genoot ik en at als ik het ware de verhalen die mijn Vader deed, die Vader die ik vereerde en hoogachte.'

vrijdag 13 januari 2023

April 1930 Sophie (1 bis bis); om hen zalig te maken

En we lezen weer mee met wat Sophie in haar schrift schrijft:
'2 maal per jaar gingen allen tesamen, meisjes en jongens naar de kerkzaal, dit was altijd een evenement, want dan was het verdere van den dag vrij. Wij kregen dan een mooie jurk aan, een schoone schort voor, haar netjes met een mooi lint, en waren 's morgens vol verwachting, wat de andere meisjes aan zouden. Klas voor klas, twee aan twee gingen wij naar die zaal toe, diep onder den indruk van het gewichtige. Ds. Verhoef deed steeds de reden, er werd orgel gespeeld en ook wel mooi gezongen, soms kwam er een zendeling die vertelde van arme kinderen en vol devotie zong ik mee van die Jezus die ook voor de heidenen was gekomen om hen zalig te maken. Aan de deur werd gecollecteerd ten voordeele van de heidenen, en meenigmaal moesten wij op handwerkles, het een of ander maken dat dan diende voor dekking van het lichaam van die menschen die in het verre Oosten daar naakt liepen en afgoden aanbaden. 
Heel streng was het op school, de discipline schoefde de kinderen te samen, en hoewel ik slechts in enkele vakken, zooals natuurkunde, oude geschiedenis, zingen en rekenen lust had, was ik verder een lastige leerling. Waar ik kon maakte ik het lastig, alles bedacht ik, de meisjes aan het lachen te brengen, en zat dan zelf met een slaak gezicht, onschuldig naar de onderwijzeressen te kijken. 
Onredelijk verbieden of straf geven door de onderwijzeressen aan de kinderen, bracht mij steeds in opstand en moest er hier over iets worden gezegd, dan was ik steeds het aangewezen kind, dat naar "de juffrouw" durfde gaan voor beklag. 
Zoo heb ik menigmaal straf gehad, dat niet door mijn schuld was veroorzaakt, maar de geheele klas stond steeds achter mij, en moest ik school blijven, dan hielpen mij allen. Sommigen droegen boeken of mijn tasch en dikwijls ben ik tusschen de meisjes in uit de klas geslopen.'

April 1930 Sophie (1 bis); steeds onder dezelfden druk

 
Sophie vervolgt het optekenen van haar jeugdherinneringen.
'Mijn schooljaren waren voor mij moeilijk, want Sophietje en de schrijfster waren een en dezelfde persoon en daar ik reeds jong een zelfstandig idee had, laten wij nu Sophietje loopen en zal ik trachten mijn herinneringen op te frisschen en verder van mezelf gaan vertellen. 
Ik ging dus naar de groote school, werd 's morgens daar heen gebracht door Caspar, een knecht die reeds voor mijn geboorte bij mijn vader in dienst was. in mijn herinnering zie ik hem als een heel lange magere man roodachtig smal gezicht, licht rood blond krullerig haar; meestal nam hij mij op een schouder en met een verwaand gevoel zat ik daar dan met mijn broodtrommel stevig tegen me aangedrukt, de inhoud bedroeg meestal 2 à 3 dunnen witte sneedjes brood met basterd suiker, Caspar had in zijn zak mijn fleschje met melk dat ik moest leegdrinken bij dat boterhammetje. Van 12 tot 1.30 zaten de meisjes die overbleven in het keukenlokaal, onder toezicht van een juffrouw die moest zien dat wij netjes aten en geen ondeugd uitvoerde. 4 uur ging de school uit, er was een concierge die aan de hoofddeur stond, heel diepknipte tegen de Pa's of Ma's die de kinderen kwamen halen een knikje over had voor de kinderjuffrouwen, en geen notie van de dienstbodes of knechts, die de kinderen kwamen halen. 
De dagen gingen voort steeds onder dezelfden druk van op school zijn, zij begonnen 9 uur met gebed, zoet zijn, gedachten richten naar het werk, 12 uur danken, netjes naar huis en de kinderen die niet overbleven, 3 minuten voor half 2 weer op school zijn, en voor alees verder hetzelfde, bidden en soms een versje zingen, leeren, luisteren, zien, danken naar huis en 's avonds thuis nog schoolwerk. Het was een deftige school en de leerlingen moesten vooral worden groot gebracht om later nog deftiger menschen in de maatschappij te worden. Het onderwijs was uitstekend, de meisjes werden klaar gemaakt tot ontwikkelde jonge vrouwen, met de grondgedachte dat zij eenmaal klaar zouden staan, haar positie als vrouw en moeder te kunnen volbrengen in een deftig gezin. In iedere klas waren 2 onderwijzeressen, het klasse jaar duurde van Juli tot in het volgende jaar Juli. Zoodat men 2 jaar in een klas doorbracht. Reeds in de eerste klas werd als vreemde taal Fransch geleerd, in de derde klas, kwam Duitsch daar bij, en in het tweede deel van de 4de klas begon men met Engelsch erbij. Behalve het nederlandsch werden deze drie vreemde talen voortgezet in de verdere klassen, dat was dus 5 en 6. Voor het onderwijs was speciale onderwijzeressen, landsvrouwen en gedurende de uren van de talen onderwijs, werd de taal van dat land gesproken. In de 6de klas werd Fransch, behalve bij Aardrijkskunde als voertaal gebruikt. 
In de hoogere klassen werd uitstekend handwerk onderwezen, z.a. naaien - fijn en grof, borduren, breien, haken en veel handwerk dat in die jaren smaak was. Les werd hierin gegeven door Juffrouw de Vries, een reeds bejaarde dame die een diepe groove stem had en steeds gromde en bromde. Prettige uren waren voor mij de gymnastiek uren, maar ik was een zwak kind, en menigmaal kon ik daardoor niet meedoen. Zangonderwijs kregen wij van den Heer Ruigrok, een uitstekend musicus, maar als ik nu zijn lessen nagaan, ben ik mezelf bewust dat hij niet uitmuntte als peadagoog. Toch brachten wij het tot het zingen van Cantate en 2 à 3 stemmige liederen waar ik altoos voor werd aangewezen de solo's te zingen. 
Teekenen leerden we onder leiding van de toen zeer gunstig bekend staande schilder Lockhorst.*
Wij teekende in kleuren, kregen voorbeelden, maar ik was een slechte leerling in dit vak, en ik was steeds dankbaar als deze uren voorbij waren. 
In de lagere klassen wed godsdienst onderwezen door Mijnheer Beumer, een aardig nietig mannetje, in de hoogere klassen door ds. Verhoef een zeer gezien predikant, beiden lid van de Ned. Hervormde kerk. De Marnixstichting behoorde ook aan deze kerk, en ook de leerlingen waren kinderen van ouders die aan deze kerk behoorde.'
Wordt vervolgd.

* Sophie bedoelt hier waarschijnlijk Dirk van Lokhorst (1818-1893) die zijn hele leven als kunstschilder werkte in Utrecht. Hij schilderde vooral landschappen en vee en gaf inderdaad les. 

woensdag 11 januari 2023

April 1930 Sophie (1); dat akelige wijf

We schrijven 1930 en toch maak ik een uitstapje naar 1914 toen Els, mijn oma Es, op de Hollandsch-Indische School zat in Padang. Van haar vader, die hoofd van deze school was, kreeg Els zangles. Soms zong zij dan stiekem de tweede of derde stem. Pa liep dan tussen de banken door om uit te zoeken wie dat deed, maar als hij in de buurt kwam, zong Els weer gauw met de anderen mee. Zo heeft Pa nooit geweten wie er zo bijdehand was (en muzikaal!). Deze anekdote sluit mooi aan op iets dat Sophie in 1930 opschrijft.
Zij start 4 maanden voor het huwelijk van Els en Frits ook een soort dagboek, misschien wel om aan haar oudste zoon en aanstaande schoondochter te geven. Aan de binnenkant van het omslag staat 'April 1930' geschreven (en 'k.k. 68 cent'). Het begint als volgt:
'Jaren geleden werd er te Utrecht op den derden dag van Januari, het was Vrijdag, 's middags om 5 uur een kind geboren, een meisje, dat later zou leven onder de naam van Sophie Hendrieka. Zooals het met bijna alle kindern gaat groeide dit kind op, schreeuwde en volgens een oude baker zou zij zeker een goede stem krijgen. Totdat zij 9 maanden werd, was zij steeds in de nabijheid van haar voedster een nukkige ongetrouwde boerachtige vrouw, luisterende naar de naam van "Jaantje". De schrijfster kan zich nog goed herinneren , dat diezelfde "Jaantje", eens per jaar, als het Utrechtsche Kermis was, haar moeder kwam bezoeken en dan weer terug ging naar IJselstijn. de plaats waar ze woonde, beladen met pakjes, erg huilende, totdat zich het volgende jaar weer deze geschiedenis herhaalde. Eens, het kind was toen 9 à 10 geworden, stond deze "Jaantje" aan de school op het Oudkerkhof, tot groote ergenis van Sophietje, want de schoolmeisjes hadden erg schuin gekeken en haar gevraagd "of dit haar mamma" was. Diep verontwaardigd kwam Sophietje thuis en vertelde haar moeder, dat zij dat akelige wijf nooit meer wilde zien. Of dit heeft geholpen weet zij niet meer, maar wel weet ze dat "Jaantje" later in haar herinnering is weggevaagd.
Groote bizonderheden zijn er in haar jeugd niet gebeurd. Haar moeder was een lieve eenvoudige vrouw, aan haar werden de smarten van het leven niet gespaard, de kinderen die zij ter wereld bracht, gingen meestal na 2 à 3 weken weer heen. Zoodat het gezin niet grooter werd dan bestaande uit Vader, Moeder, Petronella en Sophietje. Tot op heden is Petronella haar eenige zuster gebleven, ook zij is wat men noemt de wereld ingegaan, heeft zich ook in de dienst van de menschheid gesteld en heeft zich in de latere jaren aan het onderwijs gegeven waar zijn nu nog te Durban in Zuid-Afrika werkzaam is. 
Reeds op driejarige leeftijd was Sophietje's haar grootste liefhebberij plaatjes zien en versjes opzeggen.
Gekleurde prentenboeken waar een groot bezit, dat boek werd opengelegd op tafel en staande op een stoof wees zij met haar linker wijsvinger aan waar de gedichtjes stonden, de versjes kende zij aleen van buiten, en familie of vrienden kregen den indruk dat dit kleine zwakke kind van drie jaar reeds kon lezen.
Een geschiedenis dat zij zich nog heel goed herinnert, hoorde zij haar Vader later vertellen. Zij was een[s] uit rijden geweest met een paar oude dames, naar de Wageningsche berg, zij hadden na een paar uur te hebben geloopen gaan rusten in het Hotel dat toen daar was gebouwd. Juffrouw Daadje [?], de jongste van de twee dames, zei: nu zijn we bovenop de Wageningsche berg, en Sophie met haar altijd vragende stem "woont hier nu Wagenschveld" later werd dit door de ouders van het kind als zeer opmerkzaam verteld.
Toen Sophietje 7 jaar was, ging zij naar de Fransche bewaarschool waar kinderen uit den goeden stand school gingen en in de hoogste klasse onderwijs werd gegeven, voorbereidend voor de groote school. De school behoorde aan de Fransche kerkelijke gemeente. Vooral werd daar aan kinderen boven de zes jaar goed zangonderwijs gegeven en Sophietje werd menigmaal gevraagd een versje alleen te zingen, omdat zijn zuiver zong en goed wijs kon houden. Vrijdagsmiddags werd besteed met zingen, in de hoogste klasse werd tweestemmig gezonden waar Sophietje dan met de juffrouw alleen tweede stem zong.
Toen het kind 8 jaar geworden was ging zij naar de groote school op het Oudkerkhof. Dit was een christelijke school gesticht door de Marnixstichting. De school of beter het terrein was in tweeën gesplitst, het eene gedeelte was alleen voor meisjes en het andere alleen voor jongens. Het meisjes gedeelte kreeg onderricht alleen van onderwijzeressen met een directrice aan het hoofd. Deze heette "Mejuffrouw Wafers Bettinck", een strenge lelijke vrouw, toén een vrouw van middelbare leeftijd, de meeste leerlingen zagen tegen haar op als een Godin, zij was heel geleerd en kwam in de verschillende klassen 's morgens het gebed doen. Heel veel gebruikte zij voor dit gebed, een psalm gezang "Open uwen mond" en nog zie ik haar voor mij met haar scheeve mond, wijd geopend sprekende dit gebed. Wij de kinderen moesten altijd naast de banken staan, handen gevouwen, en oogen gesloten, maar menigmaal zondigde ik, keek door een kiertje van mijn oogleden, glurende naar het gezicht van onze directrice dat voor mij een bespottelijke uitdrukking had.'
Wordt vervolgd. 
 

dinsdag 10 januari 2023

Juli 1926 ; maar ik vroeg te veel

Tussen de vele krantenknipsels (over armoede in Frankrijk, dus bij 'de overwinnaars' en over het hoge aantal zelfmoorden in Boedapest - een zeer interessant stuk) schrijft Pieter dat hij op de 2de juli met het hele gezin naar Luxor gaat met 'na afloop bij Caland een rondje op Katy's slagen 1e gedeelte.' We weten inmiddels dat ze voor het tweede zal zakken. Pieter plakt zijn recensie van het avondje in het theater erbij. 
Het gaat om het tweede deel van De Tragedie der Liefde met de titel De Gravin van Parijs. Pieter noemt het 'een spannende geschiedenis met mooie dramatische momenten.' Alles best maar:
'Op het tooneel de Hongaarsche tenor "Oscar Huszar". Hij heeft een goede stem, maar spreekt nagenoeg geen woord verstaanbaar uit.'
Ik vind op internet niets over deze tenor, dus ik denk niet dat hij een bijzondere carrière heeft gekend.
Dan plakt Pieter een advertentie in, met een veelzeggende 'hint' in de rechterbovenhoek: een monogram van een kleine P met punt in een grote D. 
Pieter schrijft erbij:
'Op 26/6/26 eerste afrekening van "In den Specht" voor een serie advertenties door mij ontworpen, zoowel model als tekst. Ze zullen later in pamfletvorm verschijnen. Dit was No. 16.'
Zo'n pamflet heb ik inderdaad ook in het archief, maar opvallend genoeg is hier het monogram vervangen voor een logo van Keuzenkamp!

Onder de advertentie die in Voorwaarts is verschenen, blijkt dat Pieter het misschien niet helemaal naar zijn zin heeft in zijn werk, of altijd beter probeert. Er is een advertentie ingeplakt:
'Aan een beteekenisvolle Dagbladonderneming vaceert binnenkort de functie van DIRECTEUR. Sollicitaties met uitvoerige inlichtingen in te zenden onder Z 290 aan Gebr. Schröder & Dupont's Boekhandel Adf. Adv., Amsterdam.'*
Hierbij schrijft Pieter dat hij op de 6e juli heeft gesolliciteerd, maar:
'Deze positie had ik bijna gekregen. Maar ik vroeg te veel n.l. f 8000,- vrij van belasting en 5 % van de winst.'
Aan het eind van juni, op de 29ste meldt de krant overigens: 'Bij de aardbeving op Sumatra blijkt Padang Pandjanf grootendeels te zijn verwoest, terwijl ook Solok zwaar is geteisterd.'
En dan een opmerkelijk aantal bladzijdes, want Pieter onthult 'het raadsel' van zijn eerste vlucht met het Vimy toestel samen, met generaal Snijders. En we zien zelfs een foto!

Hierbij gaat een uitgebreid artikel van 4 augustus 1919 met het hele verhaal van de ontvangst van de piloot of 'Engelschen Oceaan-vlieger Sir John Alcock' (in het artikel steeds gespeld als Alcocq) die met de trein in Amsterdam werd verwelkomd en een zegentocht door de stad maakte. Er waren hierbij heel wat notabelen op de been, waaroder:
'bestuursleden der E.L.T.A., luitenants Plesman en Hofstee; voorts den algemeen-voorzitter der tentoonstelling Generaal Snijders, en den heeren Lebret en Merens, directeuren, en Deys, onder-directeur van Vickers-House te 's Gravenhage, hetwelk de ontvangst aan het station georganiseerd had.'
De ontvangst was in de wachtkamer van de 1e klas (nu restaurant), waar de Engelse luchtheld door burger-weesmeisjes met een reusachtig bloemstuk werd begroet. Daarna stapte hij in een auto met gevolg voor een zegentocht die uiteindelijk aan de andere kant van het IJ zou eindigen. Daar kreeg hij een 'noenmaal' aangeboden met een tafelrede van generaal Snijders. Er waren ook nog lovende woorden van een wethouder en een reactie van de piloot, Sir John, die zei:
'misschien iets groots te hebben gedaan, maar, zoo zeide hij, dat heb ik gedaan als passagier van het Vickers-toestel,aan welks hoog opgevoerde techniek de mogelijkheid der Oceaan-vlucht te danken is.' 
Na het 'noenmaal' werden enkele vluchten over een deel van de stad gemaakt met het Vimy toestel en daaraan heeft dus ook Pieter deelgenomen. 
Ondertussen landde er een ander Vickers toestel dat diezelfde morgen uit Engeland was vertrokken, met enkele journalisten aan boord. Er waren demonstraties en een luchtshow. 'Op de de Ruyterkade en langs den Westerdoksdijk stond het zwart van de menschen en de vliegmachines "waren den ganschen dag niet van de lucht".'
Er is een kort fimpje van deze gebeurtenis. Kijk en geniet hier
En met deze 'laatste onthulling' zijn we aan het eind van het dagboek, nou ja, er volgt nog een hele trits lege bladzijden en er liggen wat losse knipsels achterin, maar die zijn in mijn ogen niet veelzeggend. 

* Schröders & Dupont's was een boekhandel (met kunstzaal) aan het Rokin (nr. 30) in 1932 verhuisde het naar de Keizergracht 516. Begin '44 stond F.J. Dupont aan het hoofd van wat toen een van de belangrijkste boekwinkels van Amsterdam werd genoemd.  


vrijdag 6 januari 2023

Juni 1926 (4); de toewijding dier beunhazen

Op donderdag bezoekt onze broeder de loge 'Alles huishoudelijk. Geïnstalleerd als officier.'
De dag erop gaat hij te bioscope en schrijft hij een recensie van de film 'Drie weken van liefde'. Hij noemt het een 'excellent geënceneerde film, die speelt in de hoogste hofkringen en aantoont dat het ook daar niet alles rozengeur en maneschijn is.'
Op de 11de belt Pieter zijn vriend Springett (de manager van het kantoor in Rotterdam van de Canadian Pacific Railways). We hebben vaker over hem gehoord. Hij heeft al een lijst met namen voor een eventeel op te richten Engelse loge. 
'Ook Sir Charles Marlin, de Engelsche gezant en de gezantschapsecretaris, zoowel als de Consul Generaal te Amsterdam zijn in het onderwerp geïnteresseerd.'
Daarnaast spreekt hij de voorzittend meester van De Drie Kolommen die wel een zaal beschikbaar wil stellen. 
'Hij zal als officier van het Groot Oosten in den Haag informeren of en hoe het mogelijk is hier een Loge op te richten die in de Engelsche taal mag werken.'
Terwijl Pieter in de bioscoop zit, overlijdt de vrouw van 'een der advertentiereizigers van mijn afdeeling (Bohlen) aan Bright's disease.*
Ondertussen is Sophie stappen in Voorschoten en Den Haag, nou ja, ze gaat op bezoek bij kennissen. Pieter plakt weer een heleboel artikelen in over de pooltocht, Geelkerken en een paar pagina's verder over 'De reis om de wereld in den kortst-mogelijken tijd'.
De 13de komt er weer een lange dagboeknotitie.
'De langste dag van het jaar nadert en nog steeds hebben we geen zomer. Vandaag regent het den geheelen dag door. De schade voor de winkels is enorm. Een tamelijk kleine winkelier vertelde dat hij f 1800,- schade had omdat hij geen stohoeden verkocht. Een fietsenzaak verocht in April en Mei f 25.000 minder dan in de correspondeerende maanden van 1925. Er zijn trouwens ook veel te veel kleine winkels. Alles winkeliert. Menschen die wegens slapte hier en daar zijn ontslagen beginnen zonder vakkennis een winkel. Gemeente beambten, ambtenaren, tramconducteurs en  dergelijken , die een vaste betrekking hebben, gaan "beneden" wonen, maken van de voorkamer winkel en als ze er dan de huur maar uithalen zijn ze al tevreden. Vooral sigaren en fietsen verheugen zich in de toewijding dier beunhazen. De vrouw neemt dan de zaken waar. 
Het gevolg is dat de winkelier die uitsluitend op de verdiensten uit zijn bedrijf is aangewezen het hoe langer hoe moeilijker krijgt om daaruit een bestaan te maken. 
Voor de beunhazen zijn dikwijls de loonen die zij verdienen te laag om daarvan alleen met een huisgezin te bestaan. zoodat zij tot "bijverdiensten" worden gedwongen.'
 

Naast de berichten over de kinderen, ook nog een korte notitie:
'Het failliet Hotel Continental, naast ons, is vandaag leeggedragen.' Dit is op de 19de juni.
Een week later gaat meneer weer naar de film, met zijn vrouw. Hij schrijft een recensie met daarin onder andere:
'Het stuk speelt te parijs en begint met een moord in een der adellijke paleizen.' Er zijn veel scenewisselingen en er spelen vele mensen in mee. 'Met eenige liefdesgeschiedenissen er tusschen door vormt het geheel een boeiende detective-roman.' Louis Noiret die die het bijprogramma verzorgt met 'liedjes aan de piano' doet dit zeer verdienstelijk.* 
'In tegenstelling met het gewone genre zijn de liedjes niet vulgair, de toonzetting die van hemzelf is, is zeer muzikaal en zijn uitspraak subliem.'
Verderop schrijft Pieter weer over enkele van zijn kinderen.
''Frits donderdagavond teruggekeerd van zijn bezoek aan Amsterdam, alweer veel gezien. Van bizonder belang was zijn bezoek op het laboratorium van den beroemden scheikundige Dr. van Ledden van Hulsebosch.'***
Hierbij plakt Pieter een artikel over de methode die deze apotheker gebruikt om vervalsingen op te sporen door als eerste gebruik te maken van ultra-violet licht. 
En dan:


Naast het bericht over de kinderen heeft Pieter nog een kleine quote geplakt.
'Een goede echtgenoote en moeder is voor een vrouw een voldoende loopbaan - Margrer Storm Jameson'. Hiernaast heeft Pieter geschreven en onderstreept: 'zeer juist.'

* Dit is nefritis een ontsteking van de nieren. De persoon in kwestie was Elisabeth Lickfeld, vrouw van Adrianus H.C. Bohlen. Ze was nog maar 39 jaar oud. Adrianus zou nog in datzelfde jaar hertrouwen. Over het werk van Adrianus kan ik helaas niets vinden. 

** Louis Noiret (1896-1968) was een zanger, tekstschrijver, componist en pianist. Lees hier meer over deze rasechte Amsterdammer.

*** Co van Ledden Hulsebosch (1877-1952) was een apotheker die zich specialiseerde in forensisch onderzoek waarbij hij zich vooral toelegde op verongelukte vliegtuigen, brandstichting en moord. Lees hier meer. 



woensdag 4 januari 2023

Maart 1916 (intermezzo); that large and influential institution

Naar aanleiding van wat vragen die zoal in de familie opkomen, voeg ik in dit blog even het volgende toe, vooral om het tussen alle informatie vast te leggen. 
Een vraag is, wanneer Pieter een vrijmetselaar werd en natuurlijk ook hoe. 
Pieter was in ieder geval in Zuid-Afrika al broeder. Hij zal inderdaad voorgedragen zijn, maar ik weet niet door wie.
In 1914 is hij lid van de lodge Scottish Constitution als secretaris/junior warden (dit is een derde rang), maar hij wordt in dat jaar ook meester. Hij start en redigeert in dat jaar The Masonic Journal of South Africa, maar stopt daarmee in 1915 of '16. Hij is in '14 ook lid van de Zion Lodge in Johannesburg en van de correspondentiekring van de Quatuor Coronati Lodge (dit was een studieloge). In 1920 is hij lid van De 3 Kolommen in Rotterdam. 
Hij blijft dus vrij lang maçonnieke carrière maken. In 1926 wordt hij 'officier'; een benoeming die alleen mogelijk is bij meesters. 
Dan vertelt Pieter zijn kinderen in 1930 over het Correspondentieblad van het Hoofdbestuur der Orde van Vrijmetselaars onder het Grootoosten van Nederland.
'Daarin is het eerste gedeelte van den Zeer Eerwaarden Grootmeester en het laatste is van de hand uws vader. Br. Grootsecretaris heeft n.l. het stuk dat ik indertijd schreef over de Contact-Commissie in zijn geheel gepubliceerd. Leuk hè!'
In 1939 gebruikt deze vader nog 'oud' papier met als briefhoofd: P. Deys; Masonic Press Service; P.O. Box 277 Rotterdam.
Als hij in 1936 in Portugal woont, probeert hij daar wel bij vrijmetselaars aan te sluiten, maar binnen de dan heersende dictatuur worden alle 'geheime verenigingen' vervolgd en zijn de loges gesloten. Dat betekende overigens niet dat er geen activiteiten vanuit het buitenland of ondergronds werden ondernomen. Het verbod werd in Portugal pas in 1974 opgeheven. 

In 1916 waagt Pieter het een brief te typen aan de Prime Minister of the United Kingdom als ‘member of the Provincial Council of Transvaal, on leave, having undergone treatment by a local specialist’. De brief is gedateerd op 26 maart 1916 vanuit Hilversum.*
Pieter schrijft dat hij, voor zijn terugkeer naar Zuid-Afrika (!) een poging wil wagen om zijn land te dienen, met het volgende voorstel:
Omdat wij noch Duitsland de eerste stap zullen nemen in vredesbesprekingen en anderen niet in staat zijn gebleken succesvolle besprekingen te voeren,
‘I beg you to suggest that you give me permission secretly to approach the Grand Master of Netherlandic Freemasonry (brother of the Dutch Minister of Finance) to whom I am well introduced, in order to make him the connecting link for a masonically secret conference between the British and German Masters. Lord Ampthill, who on account of the Grand Mastership of a Prince of the Blood Royal, acts as Pro-grand Master, would no doubt, be the right man in the right place. I have corresponded with him on the peace subject before the war and he has filed copies of my introductions and references. 
The way for action on my suggestion was already paved before the war, when Lord Ampthill and some prominent Freemasons exchanged friendly visits with the German Grand Master and his officers.**
My plan of campaign would be this: on receipt of your confidential authorization I would pledge the Netherlandic Grand Master to secrecy, act as secretary to him in this matter, and write to the English and German Grand Masters, calling on them to approach their respective Governments asking permission to meet at a conference in The Hague without documents or papers of any kind. To be present none but the Netherlandic Grand Master as intermediary, the English and German Grand Masters, and myself as secretary. The broad outlines of a peace basis can then be laid down and the negotiations continued or otherwise.
I would respectfully submit that the advantages of my proposal are threefold. 
Firstly, it makes negotiations possible. 
Secondly, absolute secrecy will be maintained 
Thirdly, there is the advantage of dealing through a most worthy and universally respected plenipotentiary, a body whose tenets, constitution and works are such as to bring action for Peace well within its scope, so that, should our efforts be crowned with success and the world eventually receive “The History of the Rapprochement” it will add the more lustre to that large and influential institution which was founded in the United Kingdom in 1717, and which to-day is a world wide organisation.
I have the honor to be, Sir, your Obedient Servant,'

Op 6 april komt er een antwoord uit Downing Street, gericht aan P. Deys Esq.
‘Dear sir,
The Prime Minister desires me to thank you for your letter of 28th, and its enclosure. He regrets however that he does not think it possible to avail himself of your suggestion. Yours faithfully,
David Davies'***

Ik heb geen idee of deze actie van Pieter weer een voorbeeld van zijn individueel en voortvarend handelen is (een beetje in de trant van: eerst doen dan denken) of echt een hele serieuze poging om vredesbesprekingen te faciliteren. 

* In 1915 gaat het gezin vanuit Johannesburg naar Nederland, bij aankomst verblijven ze eerst in het Victoria Hotel in Amsterdam, daarna  gaan ze naar een pension van weduwe Ham (?) en mogelijk later naar dat van weduwe Gehner. Uit de brief van Pieter kunnen we opmaken dat hij in Hilversum behandeld wordt en dat hij de intentie heeft (snel?) terug te keren naar Zuid-Afrika. In mei (1916) verhuizen ze naar Voorschoten. In juni noteert Pieter dat hij in Berlijn is! Ik heb geen idee waarvoor dit was en hoe lang, maar in september noteert hij weer 'Voorschoten'. Daarna is de volgende bekende verblijfplaats Rotterdam, in juli 1918.

** Over Lord Ampthill (1869-1935), 2nd Baron, vond ik dit.

** First Baron Davies (1880-1944) werd in 1916 Parliamentry Secretary van David Lloyd George, de toenmalige Prime Minister van Engeland. 

dinsdag 3 januari 2023

Juni 1926 (3); geld of geldwaardig

In het album volgen nu een heleboel ingeplakte bankbiljetten met name uit Duitsland. Pieter komt zo op het idee naar aanleiding van een artikel in de Haagse Post met antwoord op de vraag hoe Duitsland de Mark herstelde.
'Hier eenige "geldwaardige" papieren voor het nageslacht als curiositeit ingeplaatst, zoowel van dezen tijd als van jaren her.
Een niet te ver af nageslacht zal, hoop ik, helemaal niet begrijpen wat geld of geldwaardig beteekent. Wil men daarvan een goede uitlegging hebben dan moet men lezen "Het geld van Robinson Crusoë", een in herdruk verschenen boekje ('23 of '24) Het bevindt zich in mijn bibliotheek.'*
Pieter erkent of memoreert dat de komst van het papiergeld veel goed heeft gedaan voor 'de goederenruil tusschen de verschillende landen' en deze ook heeft doen groeien. 
'Maar wat gebeurt er in oorlogstijd?
Vroeger, als er geen geld meer was, was het koopen gedaan. Vide de geschiedenis. o.a. die van Prins Willem van Oranje. Als hij niet meer betalen kon, verliepen zijn soldaten en was het met oorlogsvoeren gedaan. Dat was tenmiste logisch. 
Maar tegen het einde der 18e eeuw was de drukkunst zoo ver gevorderd dat een Fransche slimmerik op het idee kwam om de menschen op papier een belofte tot betaling te doen, waarvoor de staatsdomeinen als onderpand werden gegeven. Zie volgende pagina:'
Hieraan voegt Pieter nog toe:
'(De rechterbovenhoek en de linkerbenedenhoek dragen symbolen die evtl. maçonniek zouden hebben kunnen zijn)'
Dan schrijft Pieter dat in moeilijke tijden het papiergeld tot grote schulden leidde en dat bijvoorbeeld in de 'Groote Oorlog' mensen hun metaal bleven houden. 
'Een belastingambtenaar vertelde mij nog als frappant staaltje dat hij bij een boer in Zeeland een groote ton vol rijksdaalders had ontdekt.' 
Er volgt een hele verhandeling over papiergeld ten tijde van de burgeroorlog in Ameriak, ook geïllustreerd met enkele biljetten. En dan op de volgende pagina,
'met het vervlog:
'toen ik in 1915 Afrika verliet, heb ik het teruggehaald.'
Hoe Pieter aan al deze verschillende bankbiljetten is gekomen, is me een raadsel. Hij moet er echt in geïnteresseerd zijn geweest, want het is een heuse collectie. 
Op bovenstaande afbeelding zien we ook dat Pieter het boekwerk had meegenomen naar Porto en er in redigeerde en er spullen uit nam om te verkopen. Ik heb geen idee of alle andere biljetten nog 'geldwaardig' zijn. 

* Het Geld van Robinson Crusoë: Populaire uiteenzetting omtrent den oorsprong en het gebruik van geld als ruilmiddel, was een boek van de Amerikaanse David Ames Wells oorspronkelijk uit 1876. Je kunt het hier lezen. 

maandag 2 januari 2023

Juni 1926 (2); goede Champie

Als aanvulling op alle informatie die we nu binnen hebben gekregen over de vele godsdiensten en de daarbij behorende misstanden. Kan ik ook nog melden dat Pieter 2 1/2 jaar voordat hij zo tekeer gaat, namelijk op zondag 6 januari 1924, in Luxor op de Coolsingel een lezing geeft met als onderwerp: De Joden te midden der "Christenen"! Of om precies te zijn:
'De antisemitische propaganda der laatste tijden, die meer op redeloos sentiment dan op kennis van feiten is gegrond, geeft den Heer Deys aanleiding de positie der Joden temidden der "Christenen" eens duidelijker naar voren te brengen, en daarbij de Christelijkheid der Christenen en het Judaisme der Joden onder een vergrootglas te bezien.'
Zo te lezen is dit niet de eerste keer dat 'de gezellige zondagmorgen' van 'Wetenschap voor iedereen" wordt verzorgd door Pieter, want er worden op de uitnodiging hiervan korte quotes uit nieuwsbladen toegevoegd. 
Het Rotterdams Nieuwsblad noemt het 'Een prettig bestede Zondagmorgen, Dagblad van Rotterdam schrijft over 'Groote geestelijke waarde' en Voorwaarts oordeelt: 'Het was een goede morgen'.
Onderaan staat nog geschreven:
'Een der epigrammen van het Programma:
"Door gebrek aan ervaring hebben wij te weinig vertrouwen in ons zelf, door te veel ervaring, te weinig vertrouwen in anderen."'
Het is kennelijk niet de eerste keer dat Pieter over dit onderwerp spreekt, evenmin is het zijn eerste 'De gezellige zondagmorgen in Luxor', want op 11 november 1923 spreekt hij over '"Donker" Afrika'. En mogelijk is hij ook degene die een week later de lezing 'Toet-ank-amen' zal verzorgen. Overigens is hij zelf een van de kaartverkopers en regelt hij mogelijk ook de druk van de toegangsbewijzen, want die staan vol met (naast enkele advertenties) spreuken die we zo uit de mond van Pieter kunnen verwachten, bijvoorbeeld:
'In deze wereld is maar één ding slechter, dan dat er over ons gepraat wordt, en wel, dat en NIET over ons gepraat wordt.' Of, wat meer in de reclamehoek: 'Als U de eerste knoop verkeerd knoopt. zit Uw geheele jas scheef.'

Dan komen we nog wat te weten over Pieters omgang aan het begin van juni.
Op de 1ste gaat hij op bezoek bij Jan Dik [?], waar ze naar de Londense radio luisteren en 'nap' spelen, waarbij Pieter f 1,35 wint.*
Op donderdag gaat hij naar de loge voor een lezing van Mulder, waarover Pieter schrijft:**
'Communistisch-idealistisch eindideaal. De week daarvoor een dito materialistisch-fatalistiche lezing van Roobaard. Het verwondert me in dezen kring dien drang naar sociale verandering te bespeuren - en nog dat zij het durven uitspreken bij die vele conservatieve elementen.'
Op vrijdag 'met vrouw naar Grand Theater. Mijn recensie:

Zaterdag receptie 12-1 bij den Britschen Consul Generaal. Jan Dik met auto mij gehaald. Kennismaking met verscheidene luidjes hernieuwd en een 5-tal maçons ontdekt. Afgesproken pogingen te zullen aanwenden om te komen tot de oprichting van een Engelsch sprekende Loge onder het Groot-Oosten der Nederlanden. 
Er werd goede Champie geschonken. Na afloop op de Biljart-Club ''t Zuid" de zaak voortgezet. Op allerlei motieven werden door verschillende leden flesschen Moet&Chandon gestaan. Viel nog al mee f 8,- per rondje. 
Bets Königsfeldt (Wout) komen logeeren. Gisteravond met derzelve en vrouw naar Luxor. Sensationeel - onmogelijke Ufa film. Futuristisch lik-me-vestje dans.'***

Deze opsomming wordt vervolgd met een paar krantenberichten over een klopgeest in een woonhuis in Roosendaal. Deze trok de belangstelling van heel veel mensen die zich bij het huis verzamelden. Dit gebeurde natuurlijk midden in de nacht en toen de politie erbij werd gehaald, werd niets gevonden. Toen het gezin weer in bed lag, begon het vreemde geklop opnieuw. Dit duurde voort, tot - zo blijkt uit een verderop ingeplakt bericht - de politie in de woning bleef en merkte dat de 13-jarige dochter des huizes zich wat eigenaardig gedroeg. Als zij in de kamer was en riep dat ze geklop hoorde, meenden anderen dat ook waar te nemen, maar als het meisje er niet was of geen kans gegeven werd om ergens in huis te kunnen tikken of kloppen, werd het hele geval aan 'massa-suggestie' geweten en begon het arme kind natuurlijk 'te wenen'.
Overigens lees ik elders dat er een aantal dagen later ook een klopgeest blijkt te zijn waargenomen in Capelle Nieuwevaart, dus dat van die massa-suggestie lijkt wel te 'kloppen'. 

Hiernaast plakt Pieter met als bijschrift 'Hedendaagsche Toestanden" advertenties in, waarin bijvoorbeeld tot wel 1000 gulden beloning wordt uitgereikt voor degene die een 'ontwikkeld, bereis, welbespraakt en energiek koopman handig en met groot aanpassingsvermogen, met Indische en Europeesche ervaring (R.K.) aan een behoorlijke positie helpt.' Gelukkig weten we door die toevoeging 'R.K.' dat dit niet om Pieter zelf gaat. Maar wel dicht bij huis is deze oproep:
'Gevraagd: NET PERSOON genegen meubelen te halen en bezorgen en verdere voorkomende werkzaamheden te verrichten.'
Hiernaast schrijft Pieter: 'Hierop kwam op mijn kantoor tusschen de 60 en 70 antwoorden binnen.' Of dit betekent dat hij op een redactiekantoor van de krant zit, of zelf de advertentie heeft geplaatst, is niet duidelijk. Eronder schrijft hij alleen nog:
'Omstreeks diezelfden tijd boodt een Mr. i/d Rechten in de N.R.Ct f 1000,- beloning aan voor een baantje. Dit zijn geen bizonderheden of liever uitzonderingen. Dit is schering en inslag.' 

* Nap heet voluit Napoleon en is een kaartspel dat met 2 tot 6 spelers kan worden gespeeld. Naast kaarten zijn er ook fiches in het spel. 

** In mijn archief `it een glasnegatief van Pieter met H. Mulder, voorzitter van de loge De 3 Kolommen. Deze Mulder was leraar en werd diirecteur van het Libanon Lyceum in Rotterdam. Hij was tevens amateurfotograaf. 


*** Welke film met Lya Putti Pieter heeft gerecenseert, kan ik niet achterhalen; hier wat meer over de actrice. Maar kijk eens wat een  leuke vondst: deze afbeelding betreffende het futuristische spektakel in Luxor met de film met Oswalda Stäglich of wel 'Ossi'.








1880-1945; Pieters cv 1893-1915

Het is weer eens tijd voor een update van de informatie rond Pieter Deys. Ik probeer zijn 'werkzame' leven op een rijtje te zetten e...