Nee, over het godsdienstonderwijs is Pieter nog niet uitgepraat. Hij heeft nog een aantal pamfletten, die hij inplakt. Ze dateren van 1869 en 1870. Daarbij geeft hij uiteraard zijn mening, die wederom niet ongezouten is.
'Reeds in 1869 en daarvoor begon de schoolstrijd die tot op heden voortduurt. Daar leert men de Christelijke tafels van Vermenigvuldiging, Protestantsche aardrijkskunde, Hervormd lezen, Doleerende geschiedenis des Vaderlands. Want toen Willem van Oranje een verbond had gesloten met den Heer des Heeren, toen kon hij zijn soldaten hunnen medemenschen laten vermoorden in naam van God en in de liefde van Jezus Christus en dier gekruisigd Nederland is sedert dien tijd geregeerd door den God van Oranje. [...]Bont en blauw betaalt men zich aan belastingen, alleen door het Christelijk militarisme en de schoolstrijd. Iedere secte, de Roomsche voorop, willen een eigen school. Dat kost alles aparte gebouwen, aparte onderwijskrachten, aparte leermiddelen.Nederland is in dat opzicht wel het ongelukkigste land dat ik ken. Op het oogenblik zijn de geestelijke stromingen verdeeld in 'n kleine 100 godsdiensten en secten, die nu reeds jarenlang tegen elkaar ingaan en de staats- en algemeene welvaartsbelangen ondergeschikt maken aan hun armelijk gedoe.Uitzuigers, wreedaards en hypocrieten fokt dat geloof. Steeds bedelen ze om geld - als maar geld. De Hervormde kerk heeft zelfs het recht een kerkelijke belasting te heffen.Steeds hebben ze den werkman op alle mogelijke manieren en door hongerloonen uitgezogen, maar in een schijnheilig pleidooi voor Zondagsrust wordt er toevallig ook aan den werkman gedacht.'
Hierbij plakt Pieter een pamflet van 'het bestuur van het Genootschap tot bevordering van de christelijke heiliging van den zondag'. Er wordt opgeroepen om de fabrieken te sluiten en niet mee te doen aan de Zondag-ontheiliging, zoals te zien is in Parijs, waar maar weinig mensen nog naar de kerk gaan, en op zondag de winkels en werkplaatsen gewoon open zijn, 'en de arbeider zucht onder de moderne slavernij' enzovoort.
'Ik kan mij nog maar steeds niet begrijpen dat deze laatste groote oorlog hoegenaamd geen verandering in het bekrompen denkvermogen der menschen heeft gebracht. De geillustreerde pers heeft toch jarenlang dag aan dag foto's gepubliceerd van velden vol lijken, treinen en hospitalen vol gewonden, straten vol verminkten, steden en landen vol weduwen en weezen of door smart verteerde ouders.De bladen hebben volgestaan over de vermoordingen van de Russische Keizersfamilie, de afgezette Duitsche Vorsten; zelfs Willem II van Hohenzollern is door zijn Duitschen god verlaten.Men heeft platen gezien van de hongersnood in Rusland, men heeft er zelf voor gecollecteerd in alle landen, en bij zoo'n opeenhooping van ellende in een zoo kort tijdsbestek, gevolgd door de zoogenaamde Spaansche Griep die in enkele maanden na den oorlog meer menschen het leven benam dan de geheele oorlog heeft gedaan, prediken de predikers om den broode nog maar steeds een liefderijk Godsbestuur en vertellen van een hemelschen vader zonder wiens wil geen haar van ons hoofd gekrenkt zal worden!'
En nog een pamflet volgt met een intekenlijst voor reizende evangelisten, want dat is een nieuw voorstel en daarvoor moet wel geld komen. In het pamflet staat dat er voor het jaar 1870 in ieder geval door intekening al f 900,- is opgehaald. Dit ontlokt bij Pieter het volgende:
'Uitzuigers! Vijf of zes evangelisten moeten aangesteld worden plus reiskosten op ongeveer f 4000,- per jaar, met z'n allen. Toen reeds begon het "kapitaal" bang te worden . Het volk moest met de gelijkenis van "den armen man en den rijken Lazarus" zoet worden gehouden.Hebben jullie het hier op aarde nu maar beroerd, arm en miserabel, naderheid [naderhand?] krijg jíj́ 'n palmtak!En al die Christelijke broeders in den Heere ijveren op onbegrijpelijk felle wijze voor de doodstraf, zeker ook al door geheime angst voor het verlies van hunnen aardsche bezittingen gedreven. Geen een van al die femelaars denkt er aan dat hij zich schatten moet verwerven "die noch de mot, noch de roest verderft!"'
Dit alles is weer aangevuld met een uitreksel uit een artikel van de Haarlemsche Courant en wederom een pamflet. Als 'curiosum uit die jaren' is ook nog een verhandeling uit de 'Kronijk' van het historisch genootschap van Utrecht uit 1865 toegevoegd. De titel luidt: Over de Hollandsche Maagd en den Bijbel op onze oude munt.'

Geen opmerkingen:
Een reactie posten