'Het meer van Maninjau dat Henkje gedurende 2 1/2 jaar dagelijks vanuit het huis waar hij woonde, te zien kreeg, is ingesloten door een hooge rand van scherp-kantige bergen. En 2 1/2 jaar is een lange tijd voor een jongetje van zes jaar. Vrijwel zoo lang als hij zich kan herinneren. Het is dus geen wonder dat voor hem de wereld bestaat uit bergen, overal bergen. Want ook als Henkje eens mee mocht naar Fort de Kock zag hij overal bergen. De kegels van Singgalang en Merapi, en heel in de verte die van de Goenoeng Sago staan bij helder weer als puntige stukken steen in het landschap en in het noorden liggen de hoekige toppen van de Goenoeng Seriboe als een door een kind omgegooid klokkenspel in een lange rij naast elkaar.
En toen eindelijk brak de dag aan waarnaar Henkje zoo verlangend had uitgezien. De reis naar Holland nam een aanvang. Holland was ver, je reisde met auto's, treinen, schepen, heerlijke dingen. Waar Holland ligt is Henkje nog niet duidelijk, maar de reis erheen belooft heerlijk te zullen worden. Het begon al dadelijk in de huurauto. Een mooie zilvergrijze Chevrolet, fraai gestroomlijnd, laag op den weg met ruime zitplaatsen. Dat was nog eens iets anders dan het oude wagentje van pappa (een model van 1930, betrouwbaar met een uitstekende motor maar alleen geschikt voor slechte wegen en zeker geen pronkstuk voor de stad). En Papa's gevoelens van sympathie voor z'n trouwe wagentje kregen het zwaar te verduren toen Henkje enthousiast maar met weinig tact vroeg: Ga je in Holland ook zoo'n mooie auto koopen?
De reis begon dus. Van Fort de Kock ging het naar Loeboek Sikaping langs den beruchten slingerweg, en noch de mooie auto, noch de reispret, konden voorkomen dat Henkje moest liggen om niet wagenziek te worden. Den volgenden dag ging het al wat beter en van tijd tot tijd zat Henkje rechtop en keek om zich heen.
"Ini watas" zei de chaffeur. "Dit is de grens van Sumatra's Westkust en Tapanoeli" leggen Mamma en Pappa gelijktijdig uit. "Wat is dat, de grens?" "Tja, geef nu eens in een volgepakte auto zonder Van Dalen's of zelfs Koenens woordenboek bij je, ineens een definitie van een grens. "Nou, Henkje, een grens is een lijn waar iets ophoudt en iets anders begint." In zulke gevallen antwoordt Henkje met "O!"
De kokkie of baboe, die de reis naar Holland meemaakt, en die voor in de auto zit, waar Henkje de laatste uren van de reis ook heeft gelegen en gezeten, heeft hem een en ander over Tapanoelie verteld. Dat is het land van de Batakken en dat zijn in Henkjes oog een heel apart soort menschen geworden. Batakkers zijn anders, het zijn geen Inlanders, het zijn mysterieuse wezens, er zit een zeker genot in het uitspreken van de woorden: de Batakkers.
We zijn dus Tapanoeli binnengereden. Henkje heeft de geleidelijke verandering van het landschap niet gezien, want hij sliep in de auto. Maar om de grens te zien mocht hij even overeind komen zitten, en zoo bleef hij in verwachting staren naar dit land van: de Batakkers.
De noodzakelijke vragen bleven natuurlijk niet uit.
"Pappa, hoe komt het toch dat de bergen hier zoo krom zijn?" De vraag gaat gepaard met een handgebaar dat het eenvoudigst wordt omschreven met "aaiend". En inderdaad, de bergen zijn hier krom. Niet de hoekige bergen van het meer van Manindjau, niet de kegels van de vulkanen bij Fort de Kock, maar mollige ronde bergen, zonder bosch, maar met wuivende alang-alang begroied. Zacht alsof ze met een reuzenhand geaaid zijn tot de scherpe kanten en hoekige punten waren glad gestreken.
De weg slingert tusschen deze bergen door zooals alle bergwegen dat doen. De auto rijdt door kleinere en grootere kampongs en eindelijk naderen we Hoeta Nopan. Eén zwaluw maakt nog geen zomer maar het terugkeeren der zwaluwen wijst erop dat de zomer in aantocht is. En zoo zijn de wagentjes die naar en van den pasar rijden, voorboden van een naderende groote plaats.
" Kijk 'ns Pappa wat een gekke bendys hier zijn!" Henkje heeft het gelijktijdig met z'n ouders geconstateerd. De wagentjes, bendy's zooals ze op de Westkust heeten, hebben hier het model van de echte "sado". De passagiers zitten hier dos à dos en niet zooals in de westkust knie aan knie. Ook het dak is anders, veel langer en gebogen. In de tekening is het verschil "duidelijk" te zien al zijn de verhoudingen misschien niet goed.
Na Koeta Naprau gaat de weg naar Padang Sidempoean.'

Geen opmerkingen:
Een reactie posten