'Wij zijn denk ik in 1938 met de boot naar Nederland gevaren. Dat duurde bijna een maand, men vertrok uit Atjeh en de boot ging dan via het Suez-kanaal en kwam ook in Port Saïd, een bekende aanloophaven voor Indië-gangers. Hier traden traditiegetrouw goochelaars op, en er waren honderden mannen en jongelui, die naar van boord gegooide kwartjes doken, en iedere keer trots aan de gooiers toonden, wat ze uit het water hadden opgevangen. Daarna ging men naar Genua of Marseille. Van daar uit nam men de trein naar Nederland. Wij logeerden in Den Haag (natuurlijk, het was echt een Indië-plaats) aan de Statenlaan in een pension bij een mevrouw Van der Meulen. Hier hebben we ook nog een filmpje van. Onze baboe (kindermeid) Inem was mee. Ik herinner me een bezoek van de oud-handenarbeid (Sloïd) leraar van mijn moeder, ene Van As, een beer van een vent. We zijn met een auto over de Afsluitdijk geweest, hebben (het oude) Schiphol bezocht, mijn grootvader (vaders vader) hebben we nog gezien bij de pier van Scheveningen (dit weet ik alleen maar van foto's) maar meer herinner ik mij niet meer.*
De terugreis naar Indië via Marseille herinner ik me nog vaag. Het moet eind 1939 geweest zijn, en ik weet nog dat er toen reeds sprake was van een oorlogsdreiging. Ik zie nog 's avonds taxi's rijden (Parijs of Marseille) met geblindeerde koplampen. In de trein moesten we bij donker absoluut de ramen blinderen. Achteraf is gebleken, dat ons schip het laatste schip is geweest, dat toestemming heeft gekregen om door het Suez-kanaal te mogen varen.'
* De stempel in het paspoort van Pieter is moeilijk te ontcijferen, maar hij lijkt erop, en is goed mogelijk, dat hij aan boord stapte van het schip de Oriskany, een fruitboot die Londen als thuishaven had. Lees hier maar weer eens over een in de oorlog getorpedeerd stalen schoonheid.
** Wat het contact met opa Pieter betreft, werpt een brief enig licht op de zaak. Lees later maar hierover.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten